Tags

Op 5 april 1943 wordt de theoloog Dietrich Bonhoeffer (1906 – 1945), samen met zijn zwager, de jurist Hans von Dohnanyi en zijn zuster Christine, door de Gestapo gearresteerd en vanuit de villa van zijn ouders in de gegoede Berlijnse wijk Grunewald overgebracht naar de militaire strafgevangenis in Tegel. Cel 92 op de derde etage, het contrast met thuis kon niet groter: drie bij twee meter, een hoog raam waardoor alleen de wolken te zien zijn, een brits, een tafel, stoel en een toiletemmer.

‘De dekens op de brits stonken zo beestachtig, dat ik me er ondanks de kou onmogelijk mee kon toedekken. De volgende morgen werd er een stuk brood in mijn cel gegooid, ik moest het van de vloer oprapen.’ 

De verdenking is landverraad. Er waren belastende stukken gevonden bij Von Dohnanyi, een hoge ambtenaar op het ministerie van justitie. Hij vormt een spil vormde in het militaire en burgerlijke verzet tegen Hitler, waarbij ook Dietrich’s broer Klaus en zwager Rüdiger Schleicher betrokken waren. Von Dohnanyi had ervoor gezorgd dat Dietrich in overheidsdienst kwam. Zogenaamd voor spionageactiviteiten, in werkelijkheid om zijn internationaal oecumenisch netwerk informeren over het Duitse verzet. 

Militaire strafgevangenis Tegel

Bonhoeffer zou anderhalf jaar in diezelfde cel opgesloten zitten. Hij trotseert de stank, de kou en hitte, het lawaai, de vernedering, de verhoren en het isolement door zich een enorme discipline op te leggen. Om zes uur opstaan, dan turnoefeningen. ‘Van de veertien uur per dag ga ik er ongeveer drie in de cel wandelen, vele kilometers, naast het halve uur op de binnenplaats. Ik lees, studeer, werk’, schrijft hij na een maand aan zijn ouders, die hij geruststelt met een ‘Het gaat goed met mij en ik ben gezond.’ Maar ergens in een losse notitie uit mei 1943 lezen we ook: ‘Zelfmoord, niet uit schuldbewustzijn, maar omdat ik in feite al dood ben. Streep eronder, de som opmaken.’ 

Hij overleeft mentaal door een mix van innerlijke beschaving, van huis uit mee gekregen, en geloofsvertrouwen. De briefwisseling met zijn familie, zijn verloofde Maria en zijn vriend Eberhard Bethge – eerst gecensureerd, later door een welwillende bewaker naar buiten gesmokkeld – vormt zijn levensader. Hij schrijft over luchtalarmen, schone onderbroeken, kapotte schoenen, sigaretten en boeken die hij graag wil ontvangen. Maar met Bethge gaat het vooral over kunst, muziek, literatuur, vriendschap en theologie. Hij schrijft gedichten, waagt zich aan een toneelstuk en roman, en na een jaar in de cel komt het tot een creatieve explosie van theologische inzichten. ‘De mensen kunnen, zoals ze zijn, niet langer religieus zijn’, schrijft hij. De wereld is door wetenschap en techniek mondig geworden. God kan niet meer als alibi of gaatjesvuller worden gebruikt voor als wij het niet meer weten. ‘Volgende keer vertel ik je er meer over, Eberhard, maar nu wordt het hier te heet!’.  Het blijft bij flarden en fragmenten, maar de contouren van een revolutionaire, nieuwe theologie doemen op waarmee een na-oorlogse generatie straks de secularisatie open tegemoet zal treden. 

Op 20 juli 1944 mislukt de aanslag van Graf von Stauffenberg op Hitler. Vanaf dat moment moet Bonhoeffer de hoop op vrijlating opgeven. In september 1944 wordt het complete archief van de verzetsgroep rondom het hoofd van de inlichtingendienst, admiraal Canaris, gevonden. Op 8 oktober wordt Bonhoeffer overgebracht naar een cel in de kelder van het Reichsicherheitshauptamt, en van daaruit begin februari 1945 naar Buchenwald, daarna naar het concentratiekamp Flossenbürg. Daar wordt hij op 9 april 1945, drie weken voor het einde van de oorlog, tegelijk met Canaris en anderen, opgehangen. Ook zijn zwagers Von Dohnanyi en Schleicher en broer Klaus Bonhoeffer worden door de nazi’s geëxecuteerd.

Bethge zelf wordt in oktober 1944 gearresteerd. Hij heeft de laatste brieven van Bonhoeffer nog op zak, maar vernietigt ze net op tijd. Hij overleeft de oorlog en wordt pleitbezorger van Dietrich’s erfenis. Hij verzamelt de bewaard gebleven brieven, door de vrouwen in de familie her en der begraven in de tuin, tikt ze over en verspreidt delen ervan, gestript van privacygevoelige details, onder geïnteresseerden. Als de wereldwijde belangstelling voor Bonhoeffer’s theologie na de oorlog snel toeneemt, brengt hij in 1951 de brieven uit als boek onder de titel Verzet en Overgave. De titel ontleent Bethge aan Dietrich zelf, die hem in een van zijn brieven voorhield: ‘We moeten ons vastberaden verzetten tegen het “lot” en er ons even vastberaden aan onderwerpen in bepaalde omstandigheden’. In 1973 besluit hij tot een uitgebreide uitgave. Er hoeft nu niets meer achter te worden gehouden; de hele familie Bonhoeffer staat inmiddels bekend als een icoon van moed en menselijkheid.

-0-

Voor wie meer wil lezen over de lotgevallen van het boek: