Tags

,

“Ik ben een hark op de dansvloer”, bekent theoloog Frits de Lange, emeritus hoogleraar ethiek. “Zo’n 20, 25 jaar al zit ik in een bandje en muzikanten dansen niet, zong Huub van der Lubbe al. Maar spelen activeert wel de hersenhelft die minder werd aangesproken in mijn jaren als hoogleraar. In de universiteit was ik vaak een hoofd op steeltjes. Dat ik nu met pensioen ben, voelt als een bevrijding.”

Dat bood hem de gelegenheid een boek te schrijven, dat zich kort laat samenvatten: ‘Let’s dance!’ Dansen is het antwoord dat De Lange geeft op de vraag hoe we overeind blijven in een wereld die ons overdondert. Het kan kippenvel zijn, bij het zien van een machtige Alp. Ontroering bij de geboorte van een kind. Maar ook huiver bij het zien van de beelden van de aardbeving in Turkije en Syrië, en verpletterende machteloosheid bij het zoveelste bericht over het Oekraïense front.

Het zijn overweldigende ervaringen die De Lange ‘fysieke overrompeling’ noemt. “Je kunt dat niet zomaar inpassen in het min of meer geordende plaatje dat je van de wereld hebt.”

Foto: Reyer Boxem

Die indringende momenten zijn volgens De Lange geen uitzonderlijke toestanden – straks is het weer over – maar het leven zelf. Hoe overleef je dat? Daarvoor voert De Lange een ‘filosofische verkenning’ uit, om te komen tot een ‘nieuwe kijk op de mens en de kosmos’.

U maakt eerst korte metten met de Plato-Kant-canon. Twee millennia denkgeschiedenis, van de Oudheid tot en met de Verlichting, moeten eraan geloven.

“Westers denken, om precies te zijn. Al die eeuwen hield het Westen de metafysische droom in stand van een stabiele orde, een goddelijke logica of een zin van het bestaan, al konden we die niet doorgronden. Wij, de mens, staan buiten die orde en kijken er van een afstandje naar. De opdracht die de filosofie zich stelde was om de folie die tussen ons en de werkelijkheid zat, weg te trekken. Alsof daarachter de ware orde schuilging. Nou, uit die droom, en die hoogmoed, zijn we nu wel gewekt.”

En toen beefde de aarde, Lissabon 1755. Een ramp op de schaal van Turkije en Syrië nu.

“Die schudde de Verlichtingsdenkers uit hun optimisme. Maar toen de boel hersteld en opgeruimd was, ging het leven weer door. Net als na de Eerste Wereldoorlog, en de Tweede. Mijn generatie bleef hangen in de metafysische droom. Alsof oorlog en natuurrampen uitzonderingen op een regel van rust waren. Ze zijn historisch en wereldwijd gezien de constante. We hebben op kosten van de rest van de wereld geleefd en de aarde ecologisch uitgebuit. Zo handhaafden we onze metafysische droom van orde en rust. Ik dank er mijn zorgeloze jeugd en studie aan, en tientallen jaren vredig werken.”

Voor De Lange is er één denker die die droom overtuigend verpulvert: Gilles Deleuze (1925-1995), een Fransman met een lastig te lezen oeuvre. “Hij zegt: die folie bestaat niet, we staan niet op een afstandje van de wereld, maar zijn een kracht en een macht tussen allerlei andere krachten, natuurlijke en politieke.

“In dat overweldigende krachtenspel kunnen we niet anders dan meebewegen en een goed heenkomen zoeken. Dat vraagt om vitaliteit. Steeds weer worden we geraakt door wat op ons afkomt en ons overkomt. Deleuze noemt dat ‘affecten’, die voor hem veel bepalender zijn dan vrije wil of bewustzijn. En denk niet dat hij een krachtpatser was, hij was ziekelijk en kwam de deur bijna niet uit. Een beetje schlemielig, maar intens levend. Zo hield hij zichzelf op de been. Hij dacht met zijn lijf, dat spreekt me aan.”

De Lange, die in het boerenland net onder Groningen woont, hecht daar ook politiek gezien belang aan. “Het helpt enorm als je met je buik denkt, dan begrijp je de politiek beter. En de boeren. Zij zijn geen hoofden op steeltjes, maar geladen en geraakt door machten en krachten.”

U kiest voor Deleuze, terwijl er een razend populair, veel ouder en leesbaarder alternatief voorhanden is: het stoïcijnse denken. Daar neemt u afstand van.

“De stoïcijnse filosofie lees je in alle managementboeken. Kijk, de stoïcijnen zien haarscherp hoe de wereld in elkaar zit. Ze leggen zich neer bij het onvermijdelijke en gaan volop aan de slag met wat wél te veranderen valt, namelijk de gedachten die je over de wereld hebt. In dat opzicht zijn het control freaks, het draait om jezelf beheersen. Daar heb ik filosofische bezwaren tegen, want het kan niet. Het is een voortzetting van de metafysische droom, die illusie van innerlijke orde.

“Ik heb ook persoonlijke bezwaren: ik kan het niet. Ik wíl geen stoïcijn zijn, ben daar ook veel te emotioneel voor, stoïcijns reageren is voor mij onbegonnen werk. Ik zoek juist naar een verhouding met wat me omgeeft, wederkerig dus, niet als beheerser.”

In zijn boek haalt De Lange een ontmoeting aan met humanist Joep Dohmen, die onlangs een vuistdikke studie publiceerde naar hoe je je leven kunt vormgeven. In het verleden zaten ze aardig op één lijn, zegt De Lange. “Ik zat toen ook op de toer van de zelfverwerkelijking. Maar ik ben een andere weg ingeslagen. Joep vind dat ik van het pad ben. Begrijp me niet verkeerd, ik ben nog steeds voor autonomie, maar laten we die relativeren. Ik vind dat we ons ook moeten verhouden tot iets dat groter en sterker is dan wijzelf, het overweldigende.”

Iets groter en sterker dan wijzelf, is dat God?

“Hier verraadt zich waar ik vandaan kom, of misschien moet ik zeggen; dat is mijn religieuze inborst. Ik ben opgegroeid met een calvinistisch beeld van een God die overmachtig en onberekenbaar is, die maar met je doet.”

Het is het godsbeeld dat schuilgaat achter het bijbelboek Job, over een man met wie God solt door hem met dood en ellende te bestoken. “Job wist als geen ander dat de wereld contingent is, van toeval aan elkaar hangt, dat de natuur gewelddadig en genadeloos is. ‘Terug naar de natuur’ is een loze frase, met haar is een harmonische verhouding onmogelijk.”

Dat godsbeeld is de neerslag van een levensbesef, waarin ‘waarom?’ geen goede vraag is. We lopen voortdurend gevaar, het ongeluk kan je zomaar overkomen.

In die omstandigheid grijpen mensen wellicht naar het houvast dat religie pleegt te bieden. Voor theoloog De Lange is dat geen begaanbare weg. Voor hem is een God die de wereld in zijn hand houdt, passé. Net als een werkelijkheid boven ons, of een hiernamaals dat ‘onaantastbaar is voor overweldiging’. “Ik hang niet aan het godsbegrip, ‘God’ is een waardeloos concept als het niet resoneert met alle vezels in je lijf. God is een emotie.”

De Lange zwijgt even. “Dat is een theologisch statement.”

Voor zijn boek zocht De Lange ‘een taal buiten de klassieke theologie om’. Taal die hem wél aanspreekt, vindt hij in de filosofie. Zo reikt de Amerikaan John Dewey hem ‘de taal van de dans’ aan. “Dat beeld past bij onze lichamelijke, wederkerige verhouding tot de wereld. Daar moeten we ons op ‘afstemmen’ – ook een woord van Dewey. Ik wil dat we ons met heel ons hebben en houden afstemmen op die omgeving. Ook ecologisch gezien is dat urgent.”

Daarmee nadert De Lange de muziek. Hij pleit voor een ‘muzisch paradigma’ – alles is muziek.

U komt daarvoor bij de Duitse socioloog Hartmut Rosa terecht. Hij schrijft dat de wereld ‘zinvol’ is, als de mens daarmee meetrilt. Is dat ‘zinvol’ voor u niet te optimistisch?

“Rosa is behalve hoogleraar organist, die geestelijke muziek speelt. Die kun je harmonieus en zinvol noemen. Maar Rosa is ook een liefhebber van Death Metal. Geschreeuw en gekrijs om zinloosheid horen óók bij de muziek.

“We wonen in een bumpy universe, een chaotische kosmos. Mijn muzische paradigma omvat ook het straatgeluid. Soms doet het pijn aan de oren en raak je de kluts kwijt. Het is niet dansen op de vulkaan, het is dansen mét de vulkaan.”

Waarin verschilt dat met de stoïcijnse ‘truc’, zoals u dat noemt?

“De moderne stoïcijnen doen aan mentale ascese. De kunst van wederzijdse afstemming is lijfelijker. Dat past mij beter. Geluk is dat je dansend voor even een mooie cadans vindt met wat je niet in de hand hebt. Maar romantiseer dat niet. Die partner kan je verpletteren.”

U schrijft dat u geen zelfhulpboek hebt willen maken. Toch is een filosofisch pleidooi voor dans en zoeken naar je kracht wel zelfhulpboekwaardig.

“Ik hoop dat ik de lezer help om te snappen in wat voor wereld hij leeft. En dat je vanuit dat realiteitsbesef daar maar beter mee kunt gaan dansen. En Deleuze vraagt: waar zit je kracht? Hij leert me af te gaan op mijn gutfeeling, mijn intuïtie. Hoe ik in mijn kracht sta. Dat is een spiritueel zelfhulpbegrip, maar heel legitiem. Misschien is het dan toch een zelfhulpboek, met een stevige dot filosofie erin.”

Dans is een ‘lijfelijke metafoor’. Dat klinkt academisch, stilzittend achter een computerschermpje opgeschreven. Gaat u, de zelfverklaarde hark op de dansvloer, inmiddels de vloer op?

“Het heeft me wel veranderd. Lezingen met een verhaal van drie kwartier, dan koffie en discussie na de pauze, dat weiger ik tegenwoordig. Ik geef nu muzikale lezingen met de zangeres van mijn band. Dat boort heel andere zaken aan dan je al pratend beleeft.”

Is dansen niet ook gewoon voeten van de vloer? Gaat u tangoles nemen?

“Dat is een diepe wens van mijn vrouw: ‘Laten we dansen!’ Dansles is er nog niet van gekomen, maar ik zit al wel wat losser in mijn lijf. Daar komen vast wat pasjes bij.”