Te dichtbij
Het is meer dan ik aankan. Ik zap tegenwoordig soms weg bij het achtuurjournaal. Oekraïne, Soedan, Hamas, Gaza. Close-ups van dode kinderen, wanhopige mensen op de vlucht en het uitzinnige verdriet van slachtoffers. Ik kan de rauwe werkelijkheid even niet meer aanzien, en kijk weg bij de gruwelbeelden.
We kunnen als mens maar weinig werkelijkheid verdragen, schreef de dichter T.S. Eliot in zijn Four Quartets. Hoeveel waarheid kan een mens aan?
Net als zovelen sluit ik me het liefst op in mijn eigen bubbel als de harde realiteit onverdraaglijk dreigt te worden. ‘Heer, geef mij heden mijn dagelijkse illusie’, was het ochtendgebed dat de schrijver Wilhelm Raabe ooit de kleine man in de mond legde. Ik ben blijkbaar zo’n kleine man; ik koester mijn illusie dat mij tenminste een redelijk goed leventje is gegund in een onherbergzame wereld. En ik kan toch niet ook het leed van de hele wereld dragen? Filosoof Marjan Slob, Denker des Vaderlands, verwoordde het treffend in een interview met Trouw, na het begin van de Gaza-oorlog. Is het een morele plicht om het nieuws te volgen? Haar reactie: ‘Zeggen: “Verdiep je grondig in de situatie in Gaza”, is een wrede eis. Voor mezelf vind ik dat ik als wereldburger mijn ogen niet mag sluiten voor de realiteit, maar universeel meevoelen met alles en iedereen, daar ga je aan kapot.’
Elke gebeurtenis belandt vandaag binnen een fractie van een seconde via je scherm op je netvlies. De mens lijkt een hopeloos verouderd systeem in de informatiesamenleving. We zijn er niet op gebouwd om de hele wereld lief te hebben. Is het dan zo vreemd dat mensen zich terugtrekken in de cocon van hun eigen bubbel en hun eigen gelijk?
Ik voel mee met Marjan Slob als ik even het nieuws ontwijk. Maar doe ik dat ook met een goed geweten? Ik heb de laatste tijd behoorlijk intensief opgetrokken met de Franse filosoof Simone Weil (1909 – 1943) en bedenk me dan wat zij vermoedelijk gezegd zou hebben: ‘Dan wil ik nu zelf naar Gaza, onmiddellijk!’ Niet hoeveel waarheid een mens kan verdragen, was haar vraag, maar eerder: wat ben ik als mens waard als ik de waarheid ontloop?
Waarheidsgekte
Op een mooie zomerdag begin jaren dertig flaneren vrienden van Simone Weil in het Jardin de Luxembourg. Plotseling stormt zij op hen toe, het gelaat ontzet, bijna in tranen: ‘Er is een staking in Shanghai en de troepen hebben op de arbeiders geschoten!’ Simone Weil wilde niet schuilen in de behaaglijke luwte van de Parijse intelligentsia, maar zocht haar leven lang juist het oog van de storm op. Ze wilde fysiek aanwezig zijn op de plek waar de klappen vallen. In 1934 gaat ze als lerares filosofie in de metaalfabriek werken. In 1936 vecht ze mee in de Spaanse burgeroorlog. En als ze als joodse vluchteling in 1942 een veilig heenkomen kan vinden in New York, neemt ze onmiddellijk weer de boot naar Londen – ze overlijdt er in 1943 aan uitputting – om deel te nemen aan het Franse verzet aan het front.
In haar filosofie presenteert ze zich als iemand die zonder filters wilde leven en denken. Ze bracht grenzeloze aandacht en compassie op voor slachtoffers van uitbuiting en geweld, ook al voorvoelde ze dat ze eraan onderdoor zou gaan. Tegelijk bleef ze intens van het leven houden en de wereld mooi vinden. De vraag die mij intrigeert is hoe je als mens zo zonder filters kunt leven, zonder cynisch te worden en verbitterd te raken.
Simone Weil belichaamde haar filosofisch antwoord op die vraag. Het gaat in het leven om waarheid, vond ze, en alleen wie naar waarheid zoekt kan een goed mens zijn. Menselijke waardigheid is onlosmakelijk verbonden aan die zoektocht. Je bent geen knip voor neus waard, als je vlucht in illusies, je hult in leugens, genoegen neemt met vergissingen. ‘Voor mij persoonlijk heeft het leven geen andere betekenis, en heeft het ten diepste ook nooit een andere betekenis gehad, dan dat het een wachten op de waarheid is’, schrijft ze in een van haar laatste brieven. ‘Ze hield tot gek wordens toe vast aan de waarheid’, schrijft Albert Camus als hij in 1949 als redacteur bij Gallimard postuum voor het eerst een boek van Simone Weil uitgeeft. ‘Haar folie de vérité stelde haar in staat in te zien hoe ziek onze tijd is en te begrijpen wat ervoor nodig is om haar te genezen.’
Hoeveel waarheid een mens kan verdragen? Foute vraag! Hoe kun je met illusies leven zonder je waardigheid kwijt te raken, is een betere. Voor Simone Weil was waarheidsvinding een morele plicht en een levenspraktijk. Waarheid is voor haar iets oneindig veel groters en omvattender dan de overeenstemming tussen een uitspraak en de feiten. Je dóét de waarheid, leeft ín de waarheid, bent toegewijd aan de waarheid. Het is de enige manier is om dicht op de huid van het echte leven te komen, ook als het pijn doet. ‘Naar de waarheid verlangen is een verlangen naar direct contact met de werkelijkheid’, schreef ze. ‘Naar contact met de werkelijkheid verlangen, dat is van haar houden. Je wilt graag de waarheid kennen van dat wat je bemint.’
Koeien in de wei
De zoektocht naar waarheid houdt ons menselijk. Hij geeft ons betekenis en waardigheid. De filmmaker Werner Herzog (1942) zegt het Simone Weil vandaag letterlijk zo na, in zijn net verschenen boek De toekomst van de waarheid (Arbeiderspers 2024).
Het opent met een prachtige Perzische legende. ‘God had een grote spiegel, en toen God in de spiegel keek zag hij de waarheid. Toen liet God de spiegel vallen, en de spiegel sprong in duizend scherven uiteen. De mensen haastten zich om een van de scherven te pakken. Ze keken allen in hun scherven, zagen zichzelf en dachten de waarheid te kennen.’ Eigenlijk heb je pas deel aan de waarheid als je de wereld van buitenaf zou kunnen zien, zegt de legende. Dat kan niemand, dus blijft het behelpen. De grote leugen is dat we ons eigen, beperkte perspectief gaan uitgeven voor de hele waarheid.
Niemand weet wat precies wat waarheid is, zegt Herzog. Verlangen naar de waarheid is zoiets als willen kijken met de ogen van God naar de wereld: kritisch en met mededogen. Het is een onbereikbare waarde, een woord dat je alleen met een grote W kunt schrijven. En toch, zo eindigt hij zijn boek: ‘Wij willen, wij zullen, wij mogen, wij kunnen de zoektocht naar de waarheid niet opgeven’. Onze menselijke waardigheid staat ermee op het spel.
We hebben deel aan de waarheid in de voortdurende inspanning haar te benaderen. ‘Een beweging in haar richting, als onzekere reis, als zoektocht vol moeite en vergeefsheid. Maar deze tocht naar het onbekende, naar de schemering van een groot en eindeloos woud, geeft ons betekenis en waardigheid. Het is deze tocht die ons onderscheidt van de koeien in de wei.’
Nepnieuws
De werkelijkheid valt je echter soms zo rauw op het dak dat je liever je dagelijkse portie illusies krijgt geserveerd. Dan zwemmen we scrollend en zappend weer gewillig in de fabeltjesfuik die ons online wordt voorgehouden. Herzog schrijft in zijn boek uitvoerig over nepnieuws, complottheorieën en fact free politics. Donald Trump, de man van de ‘alternatieve feiten’ is geen uitzondering. Is wetenschap eigenlijk niet ook maar een mening? De leugen regeert, en niet alleen in de politiek. Herzog wijst op de impact van kunstmatige intelligentie. Zij vertroebelt steeds meer ons beeld van wat werkelijk, waarachtig menselijk is. Zo worden vandaag companion robots ontwikkeld, pluizige wezens met grote ogen die ons kunnen begrijpen. Over een poosje wordt er geen arm meer over je schouder geslagen, maar troosten zij ons in ons verdriet en onze eenzaamheid.
Wat of wie is straks nog echt of nep, waarheid of imitatie? We weten het niet meer. Geen wonder dat postmoderne filosofen hebben voorgesteld de hele idee van waarheid en werkelijkheid maar los te laten. Er is geen ware werkelijkheid, er is alleen nog maar ‘hyperrealiteit’, schreef Jean Baudrillard. Gesimuleerde realiteit lijkt soms immers nog werkelijker dan de realiteit zelf. We lijken te leven, is de conclusie van Herzog, in een postwaarheidstijdperk.
Des te opmerkelijker is daarom de overtuiging van Simone Weil dat ‘de behoefte aan waarheid de heiligste is van allemaal’. Wat mij betreft is ze daarmee actueler dan ooit. Zelfs al is dé waarheid een onbereikbaar ideaal, dat moet ons er niet van weerhouden haar hartstochtelijk na te streven. Weil gaf ook nuchter aan hoe je die waarheidsbehoefte concreet kunt maken. Zij maakte in de jaren dertig mee hoe Joseph Goebbels in de Duitse huiskamers de radio inzette voor nazipropaganda. Simone Weil stelde voor dat een democratie dan maar een afzonderlijke rechtbank instelt voor de veroordeling voor nepnieuws. Politici, journalisten, schrijvers (en influencers?) die een loopje met de feiten nemen, moeten wat haar betreft achter de tralies gezet kunnen worden.
Blijf de feiten serieus nemen, zegt ook Werner Herzog. Hoeveel van onze autonomie zijn we bereid op te geven aan de media? Willen we soms stoppen met denken? We moeten daarom volwassener, realistischer worden in onze houding tegenover de digitale wereld. Toen in de jaren dertig de radio opkwam vluchtten duizenden Amerikanen de steden uit bij Orson Welles’ hoorspel The War of the Worlds. Het was fictie, maar ze dachten werkelijkdat buitenaardse wezens de aarde hadden bezet. Daar trappen we nu niet meer in. Maar wij hebben andere verborgen verleiders. Wij moeten daarom ons kritische vermogen herijken. Het gezonde wantrouwen tegen manipulatie, propaganda en leugens op internet moet ons tot tweede natuur worden. Schort je vooroordelen op, luister naar de stemmen van anderen. En besef dat een tweet van één regel nooit een complexe werkelijkheid kan weergeven. Ga nooit op één bron af, maar vergelijk verschillende bronnen met elkaar, ontmasker deepfake video’s als vervalsingen en blijf aan fact checking doen.
Lezen, lezen, lezen
Hoe leren we dat? Het onderwijs moet jongeren mediakritisch maken. En een onafhankelijke journalistiek wordt belangrijker dan ooit. Maar, voegt Herzog eraan toe, we moeten ook als burgers meer lezen. Want dan alleen kunnen we verbanden leggen, processen onderscheiden, historische lijnen leren zien. ‘Jonge filmmakers die mij om raad vragen, peper ik in: lezen, lezen, lezen, lezen. Als jullie niet lezen, zullen jullie waarschijnlijk nog steeds films maken, maar dan middelmatige, op zijn best. Zonder te lezen zullen jullie nooit een goede film maken.’
Een opvallend advies van een filmmaker. Aandacht hebben voor de waarheid is immers meer dan alleen luisteren naar de taal van de feiten; het is onthullen wat er ten diepste aan de hand is. Dietrich Bonhoeffer (1906 – 1945) schreef toen hij in het geheim deelnam aan het verzet tegen Hitler een opstel over ‘Wat betekent het om de waarheid te zeggen?’ Hij voert een onderwijzer op die in een volle klas aan één van de leerlingen vraagt: ‘En, komt je vader nog elke avond dronken thuis?’. De leraar, zegt Bonhoeffer, zoekt niet de waarheid, ook al vraagt hij naar een feit. Zou hij dat wel doen, dan zou hij de leerling apart nemen, hem vertellen dat hij zich betrokken bij hem weet en hem vragen hoe het bij hem thuis gaat en of hij kan helpen. Waarheid is altijd contextueel. Zij heeft meerdere lagen, waarvan feitelijkheid er maar één is. En je bent er persoonlijk bij betrokken.
Werner Herzog weet dat als geen ander. Hij heeft een lange reeks speelfilms op zijn naam, en verhult niet dat hij ook zijn documentaires af en toe in scène zet en ze opsiert met verdichtsels. En toch wil hij, een grootmeester in fictie, vasthouden aan waarheid als hoogste waarde. Want hij weet als geen ander dat de verbeelding in een gedicht, een roman, een film een diepere waarheid kan uitdrukken dan een feitenrelaas. Goede fictie doet wat Herzog iemand in zijn film over de Britse reisschrijver Bruce Chatwin, Nomad (2019) laat zeggen: ‘Hij vertelde nooit een halve waarheid, hij vertelde anderhalve waarheid.’ Zonder verbeeldingskracht komt geen waarheid aan het licht.
Wijze raad, waarmee ik misschien ook wat beter het achtuurjournaal kan hanteren? Om dichter bij de waarheid te komen, kan ik de verpletterende beelden soms even beter laten voor wat ze zijn. Voor de waarheid hoef ik ook niet zelf met Simone Weil naar Gaza. Laat ik maar eens eerst mijn snelle oordeel opschorten, mijn eigen perspectief relativeren. En aandachtig gaan luisteren naar het verhaal van slachtoffers. En lezen, lezen, lezen, om verbanden te leren zien, lijnen te kunnen trekken. Zodat ik nog kritischer naar beelden kijk. En met meer mededogen.
Frits de Lange