Pelgrims geloven met hun voeten. Hun rugzak is hun altaar, hun reisgids hun missaal, hun wandelschoenen zijn heilige voorwerpen en hun blaren zijn hun stigmata. Geloof is aards geworden en lichamelijk.

Duizenden kiezen er jaarlijks voor om een paar weken of maanden langs eeuwenoude routes naar Santiago de Compostella, Rome of verder te lopen. Sommigen gaan op pad na een persoonlijke crisis, of als begin van hun pensioen. Ze zoeken zichzelf, het contact met de natuur, met de geschiedenis, met anderen. Anderen doen het simpelweg omdat ze het gedaan willen hebben. Wat bezielt deze nieuwe pelgrim?

Een beknopte samenvatting van het boek HEILIGE ONRUST, een pelgrimage naar het hart van religie. 

Geloofszekerheden van vroeger zijn verdampt, kerken worden gesloten, maar de ervaring van het heilige overleeft alle afbraak en zoekt onderdak in nieuwe woorden, gemeenschappen, rituelen. Humanistische filosofen bedenken en beproeven alternatieve concepten als ‘horizontale transcendentie’, seculiere zingeving en levenskunst, om invulling te geven aan het zingevingsvacuüm dat de teloorgang van de gevestigde religie achterlaat. Allerlei vormen van verinnerlijkte en geïndividualiseerde spiritualiteit nemen de plaats in van het traditionele christendom. Het is post-christelijke spiritualiteit, niet alleen in de vorm van overtuigingen en gevoelens, maar ook als concrete, geleefde religie, met routes en rugzakken.

Lopen is menszijn op zijn primitiefst

Als het van oudsher in de religie gaat om liefde en overgave, passie en pijn, hoop en onvervuld verlangen, dan is denken alleen niet genoeg. Laten we daarom om te beginnen gaan lopen: met rechtop lopen is immers de menselijke cultuur begonnen. Lopen is menszijn op zijn primitiefst. Lopen haalt je uit je hoofd vandaan en verplaatst je bewustzijn naar je armen, buik en benen. Maar er is een andere reden. Het idee dat godsdienst en zingeving zich in het hoofd afspelen is een moderne misvatting, met name door het protestantisme gevoed. Al lopend hebben mensen door de eeuwen heen antwoord gegeven op de oervragen, die niet voor niets met behulp van ruimtelijke metaforen worden gesteld: waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe? Die vragen, de pelgrim loopt er stilletjes mee weg uit de wereld van de kerk, omdat hij er geen bevredigend antwoord op krijgt. Het is wellicht daarom dat pelgrimages weer in trek zijn, ook in het seculiere Westen. De pelgrim gelooft met zijn hele lijf. Zijn ziel gaat de voet.

Als je de religieuze mens stript van alle franje (leerstellingen, instituties, voorschriften, rituelen, maar ook: de voorstelling van een God met menselijke trekken), stuit je op het besef dat de essentie van ons mens-zijn rust in dat iets maakt dat we de ene voet voor de ander willen blijven zetten. Pelgrimeren helpt mij om ‘geloof’ weer in zijn meest concrete en elementaire manier te verstaan als dat wat ons gaande houdt. Die niet te stillen onrust, die maakt dat we de ene voet voor de andere willen blijven zetten, noem ik heilig.

Het leven als een reis

Zowel Oost als West hebben mythische reisverhalen in hun voorgeschiedenis. We kennen de avontuurlijke zoektocht van de Sumerische halfgod Gilgamesj naar onsterfelijkheid: het verhaal van de zwervende Arameeër Abraham die op grond van een belofte op weg ging naar het land Kanaän, en dat van het volk Israël dat veertig jaar door de woestijn zwierf voor het het beloofde land kon binnentrekken. Ook de grote epische vertellingen uit de westerse cultuur verbeelden allemaal het leven als een reis: Vergilius (Aeneas),  Dante (Divina Comedia), Swift (Gullifer’s Travels), Defoe (Robinson Crusoe) – tot aan Lewis Caroll’s Alice in Wonderland enJack Kerouac’sOn he road aan toe.

Velen zijn het oude geloof kwijtgeraakt, ook ik: de veilige dogma’s waarmee we zijn opgegroeid, de veilige zekerheid van het eigen groepsgelijk. En wat ervoor in de plaats is gekomen, is het beste te omschrijven met beelden die aan lopen, wandelen, reizen ontleend zijn: in beweging komen, een weg zoeken, vastlopen in jezelf, maar ook: weer opnieuw opbreken. De samenleving is weliswaar post-christelijk geworden, maar religie blijft, ook al transformeert ze ingrijpend.

Religie en geloof

Ik maak onderscheid tussen gevestigde religie en geloof. Religie is het construct van praktijken, voorstellingen en geloofsuitspraken waarmee in de moderne cultuur aan geloof collectief gestalte is gegeven. In onze westerse samenleving vormde het christendom lange tijd de bedding en het vehikel voor geloof. Geloof laat zich in essentie zo omschrijven: wie gelooft, kijkt niet naar Boven voor een reddende hand, maar strekt zich uit naar Voren, naar een wenkend gebaar vanuit de toekomst, waarvan de oorsprong verborgen blijft. Wie gelooft heeft iets van overstijgend, waarachtig leven ervaren en geeft zich aan die ervaring gewonnen. Het grondeloze besef: er is een ander, waarachtiger leven, groter dan mijzelf, kan je ook overkomen bij het horen van een muziekstuk, het zien van een kunstwerk, het ondergaan van een overweldigende natuurervaring, het onontkoombare appèl dat iemand in nood op je doet of bij het overrompeld worden door de liefde. Het woord ‘geloof’ staat voor de onvoorwaardelijke omarming van de vreugde en de pijn van het bestaan. De polyfonie van het leven. De moderne pelgrim loopt niet voor een levensbeschouwelijke overtuiging, maar voor de thrilldat hij deelheeft aan een mysterie dat zich in hem bewust wordt. Ieder mens is op zoek naar de ervaring dat we werkelijk in leven zijn, op zo’n manier dat onze lijfelijke ervaring resoneert met onze diepste essentie, zodat we echt de verrukking voelen wat het is om te leven.

We zullen doorgaan

Religie, zingeving, spiritualiteit, geloof – ze staan voor werelden die zich tot nog toe vooral in het hoofd en het hart afspeelden, in geloofsregels, belijdenissen en dogmatiek, door levensbeschouwelijke instituten gereguleerd. De postreligieuze pelgrim zoekt het daarentegen laag bij de grond. Zijn toegang tot het heilige loopt via het lichaam. De pelgrim 2.0 met pijn in de voeten, een vermoeid, vuil lijf en een hongerige maag op zoek naar een plek voor de nacht, helpt mij om ‘geloof’ weer in zijn meest concrete en elementaire manier te verstaan als dat wat mij in beweging en gaande houdt. We hebben geloof ongelooflijk hard nodig in cynische tijden als de onze. Je moet ergens voor gaan, er moet iets zijn dat je drijft of trekt, om je in leven te houden samen met anderen. Iets dat je roept, opwekt, verleidt tot het telkens opnieuw hernemen van het ‘we zullen doorgaan, we zullen doorgaan’ uit het lied van Ramses Shaffy.

-0-

Gepubliceerd in: Omnes 17. Magazine van de Vereniging Pelgrimswegen naar Rome, najaar 2018, 30-31.