‘Overal waar “te” voor staat is niet goed. Behalve tevreden.’ De wijze levensles van moeder, die aan mij als puber niet besteed was. Wees matig in alles, en wil niet te veel. Zij groeide op in armoede vóór de oorlog, waarin er van alles te weinig was. Dat was niet goed. In de jaren zestig kwam de tv, de auto, het slagroomgebak, de alcohol, de nicotine. Gulzig haalde haar generatie in wat ze te kort waren gekomen. En kreeg longkanker en hartinfarcten. Niet goed. Een boterham met tevredenheid, was de les, daar leef je het langst mee. In mijn Sturm und Drang wilde ik er niet van weten. Ik wilde léven met overgave, de wereld veroveren, mij alles toe-eigenen, zonder reserves. Zo rookte ik mijn sigaret: zo diep mogelijk inhaleren, dat je er duizelig van werd. En daarna je langzaam in een dikke wolk rook hullen. Grenzeloos, mateloos leven.
Te veel is niet goed. Het maakt niet uit of je tot moeder’s ‘stille generatie’ behoort, of baby boomer bent. Ik gaf het roken eraan, lust nog steeds graag een glas maar weet me te beperken, en mijn body mass index valt binnen de veilige marge.
Ik had het natuurlijk kunnen weten. Matigheid (temperantia) behoort al sinds klassieke tijden tot de vier kardinale deugden. Het juiste midden houden, het vermijden van het exces, plaveide voor Aristoteles dé weg naar het goede leven. Dat geldt voor je lijf, maar ook voor het samenleven: ambieer niet te veel macht, haal niet altijd je gelijk, zuig niet alle aandacht naar je toe. Ook sociaal moet je niet al te diep willen inhaleren. Geven en nemen, voor wat hoort wat. Verlang niet het onderste uit de kan en laat nooit het achterste van je tong zien. Zoek evenwicht en balans in alles wat je doet.
Ook in het christendom heeft de matigheidsethiek goede papieren: Paulus, Augustinus, Thomas van Aquino, Calvijn – de heren namen het allemaal op voor zuinigjes en beheerst leven. Christelijke theologen zetten de rem op de gulzigheid.
Ik luister graag naar hun adviezen. Ze hebben gelijk toch? Maar toch is het alsof ik elke keer de wijsheid van mijn moeder hoor. Ik voel de neiging de kont tegen de krib te gooien. Is er niet ook een mateloos christendom, waarin je met Jezus danst en dronken wordt op de bruiloft in Kana? De gelovige overgave als exces? Niet zo zuinig mensen, schenk nog eens in, de gulle God geeft ‘leven in overvloed’! (Johannes 10:10) Dat Jezus geen maat kon houden, dat moet met de bron van goddelijke liefde te maken hebben, waar hij uit dronk. Van liefde krijg je geen genoeg, de passie wil altijd meer, het verlangen weet niet van ophouden. Liefde is sterker dan de dood.
Mijn moeder en Jezus. De boterham met tevredenheid en la folie d’ amour. Ik zal er wel nooit een goede balans tussen vinden.
Column Het Vermoeden voorjaar 2015