Tags
(Essay Trouw, Letter & Geest 13 april 2019)
Dignity of the Old heet de cursus die ik geef: waardig oud worden. De cursisten zijn buitenlandse studenten die voor een jaar naar Nederland komen om een Masterdiploma te halen. Ze komen vooral uit Afrika en Azië. Jonge mensen, getriggerd door een studieprogramma over ‘menselijke waardigheid’. Dat helpt hen hopelijk om straks beter de strijd aan te kunnen binden tegen Hiv-Aids, de armoede, het religieuze geweld en de uitbuiting en corruptie, waardoor hun thuisland geteisterd wordt. Hoort daar ook een cursus over ouder worden bij? Mwah… Daar zitten ze echt niet op te wachten. Je ziet de scepsis in hun ogen op het eerste college. Is ouderdom niet ook typisch een westers thema? Ze lijken op het eerste gezicht gelijk te hebben. Voor het jonge Afrika geldt het vergrijsde Europa als het mondiale bejaardenoord. Onze gemiddelde leeftijd is rond de veertig, die van Afrikanen is de helft minder. Waarom zou je een continent dat bevolkt wordt door arme adolescenten lastigvallen met de midlifecrisis van rijke Noordelingen, bezorgd over hun oudedagsvoorziening? Worden ze nu toch weer gekoloniseerd met Europees gedachtengoed?
En zelf oud worden? ‘Oh no!’ De prille twintigers in het gezelschap mogen er niet aan denken! Ze willen straks eerst trouwen en kinderen krijgen. Oud worden is iets voor later, als de mannen hun kracht verloren hebben en de vrouwen hun schoonheid. Ze houden ook niet zo van oude mensen. Dat heeft niks met cultuur te maken, vermoed ik, maar meer met evolutiebiologie. “Ouderen ruiken niet fris meer”, vertrouwde me een Nederlandse student ooit toe. Ik bespeur bij vitale twintigers iets van gerontofobie, de weerzin van de jeugd tegen de ouderdom. Oude mensen doen hen aan verval denken, aan afhankelijkheid en aan dood. Terwijl je op hun leeftijd evolutionair gezien maar een gedachte behoort te hebben: je voort te willen planten.
Maar een gezamenlijke blik op de statistieken van HelpAge International (www.helpage.org) maakt de studenten snel duidelijk dat vergrijzing in de 21eeeuw niet alleen een westers probleem is, maar ook henzelf aangaat. De mensheid maakt een demografische revolutie door, nooit eerder vertoond en ook niet meer terug te draaien. Unprecedented, pervasive, profound andenduring, dat zijn de woorden die de Verenigde Naties ervoor gebruikt. Twee ontwikkelingen versterken elkaar. Door de globalisering van het kapitalisme neemt de gemiddelde levensverwachting wereldwijd toe, als je tenminste niet de pech hebt om in een door oorlog of Hiv-aids geteisterd land te wonen. Maar wat belangrijker is: het geboortecijfer neemt af. Wie in een stad woont en werkt, kan en wil geen tien kinderen meer als oudedagsvoorziening, zoals zijn voorgeslacht op het platteland. Wie moet al die monden voeden en huisvesten, op driehoog achter? Waar de levensstandaard en het onderwijsniveau toeneemt, daalt bovendien de kinderwens. Vrouwen krijgen de kans op een beter, gezonder leven. En voor ouders is het investeren in een paar prinsjes of prinsesjes aantrekkelijker dan kromliggen voor een hele schare.
De toegenomen levensverwachting is dus maar één kant van de vergrijzing. De daling van het geboortecijfer is de andere, met een veel dramatischer effect. Ook mijn studenten zullen dat in de loop van de komende decennia merken. Beide ontwikkelingen in combinatie zorgen ervoor dat wereldwijd nu een op de tien mensen boven de zestig is, maar rond 2050 een op de vijf. Op dat moment zullen er meer zestigplussers op deze planeet leven dan kinderen in de leeftijd tot 14 jaar. ‘Afrika als de kraamkamer, Azië als de fabriek en Europa en de VS als het verzorgingshuis van de wereld’ – die vergelijking gaat misschien nu nog even op. Zij helpt je om de grote migratiestromen van vandaag beter te begrijpen. Logisch toch dat massa’s jonge Afrikanen nu een toekomst zoeken in ontvolkend Europa? En duidelijk toch dat wij arbeidsmigranten nodig hebben om de economie draaiende te houden? Maar binnen een paar generaties zal onze planeet als één groot bejaardenhuis door de Melkweg suizen. Binnen tien jaar zal één miljard zestigplussers zijn oude dag tegemoet gaan. Van deze ouderen woont nu al 64% in ontwikkelingslanden; in 2050 zal dat 80% zijn.
Is dat niet een tikkeltje overdreven? reageren een paar studenten. Zo’n vaart zal het niet lopen. In Zuid-Afrika is een derde deel van de bevolking nu jonger dan vijftien! Kom bij ons dus niet aan met een lesje gerontologie, maar help ons om de massale armoede en werkloosheid onder de gefrustreerde jongeren op te lossen. Maar van een Indonesische studente komt een begrijpend knikje: ze ziet in de eigen Aziatische regio waar de Chinese eenkindpolitiek op uit loopt. Ook in Japan en Korea leidt de mix van afnemend geboortecijfer en toenemende levensverwachting tot een razendsnelle vergrijzing. In haar eigen land zal in 2050 ook een kwart van de bevolking zestigplus zijn. Traditioneel worden hoogbejaarde ouderen daar door hun families op het platteland opgevangen. Maar de volgende generatie grootouders heeft te weinig kinderen die voor hen kunnen zorgen. En die hebben in een emerging economyook iets anders aan hun hoofd.
Niet de ouderdom vormt het probleem bij de mondiale vergrijzing, ontdekken we gaandeweg in de cursus, maar de jeugd – om precies te zijn: het gebrek eraan. Van méér oude mensen alleen hoeven we niet wakker te liggen. Met wat meer geld, aandacht en zorg zou die uitdaging te tackelen zijn. Maar als er geen jonge mensen zijn, ontbreken ook die. Economen spreken van de afhankelijkheidsratio: de verhouding tussen het aantal ouderen boven de 65 en de jongere beroepsbevolking tussen 15 en 64 die hen kan onderhouden of verzorgen. Vier jongeren die het opnemen voor één oudere, dat is misschien nog te doen. Maar drie (zoals nu in Nederland), of nog minder – het wordt onbetaalbaar en we komen handen tekort. In het rijke Noorden al, laat staan in het armere Zuiden.
Wie de cijfers tot zich laat doordringen, begrijpt waarom de cultureel antropoloog Claude Lévi-Strauss lang geleden al sprak van een ‘demografische catastrofe’. De statisticus Paul Willis gebruikt de term age quake: we beleven een ouderdomsaardbeving en zijn op geen enkele manier berekend op de schok en zijn gevolgen. Voor ontwikkelingslanden zal de demografische transitie het meest dramatisch uitpakken. Ze vindt daar veel sneller plaats dan bij ons, en er is daar geen enkel sociaal vangnet om de schok op te vangen. Deze landen zijn gevangen in een ‘ontwikkelingsparadox’: ze moderniseren zo snel, dat steden welvarender worden, maar mensen die niet meer hun arbeidskracht kunnen verkopen berooider dan ooit achterblijven.
Ik krijg nu langzamerhand het gevoel dat ik op common groundsta met mijn internationale studenten. We zitten samen in het vergrijzingsschuitje, ervaren we, en staan voor hetzelfde probleem. Een waardige oude dag gaat niet over de vraag hoe je op je tachtigste je dagen moet vullen en of het leven dan nog leuk is. Daar maakt de eerste grijze golf van babyboomers in Nederland zich misschien nog druk om. De harde vraag voor komende generaties wereldwijd is echter: wie zorgt er voor ons als we oud geworden zijn?
De vraag wie er straks onze billen wast trekt zich weinig van culturele verschillen aan. In Nederland is de situatie al nijpend. Het geld dat minister De Jonge in 2017 toezegde voor extra beroepskrachten in de ouderenzorg, verleidde Trouw toen tot de kop: ‘kabinet trekt twee miljard uit voor zorgpersoneel dat er niet is’. Ook al maken we de zorgopleidingen aantrekkelijker, we zullen de handen van jonge mensen uit de rest van de wereld nodig hebben om waardig oud te kunnen worden. Met zij-instromers, mantelzorgers en zorgrobots alleen redden we het niet.
Toch lijken mijn studenten nog niet erg van hun stuk gebracht door mijn statistische bombardement. Waardig oud worden? ‘Nou,’ antwoorden ze blakend van cultureel zelfvertrouwen – ‘dat gaat allicht bij ons thuis beter dan hier, in dit individualistische Nederland waar ouderen massaal worden gedumpt in tehuizen. In onze gemeenschapscultuur staan ouderen tenminste nog in hoog aanzien!’ Die eerste gedachte kan ik snel nog met wat cijfers corrigeren, met de tweede ben ik meer verlegen. Sinds 2013 is ons overheidsbeleid erop gericht om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten blijven wonen, en de participatiewet heeft die trend alleen maar versterkt. En met succes: het merendeel van onze drie miljoen 65-plussers woont zelfstandig, slechts een ruime honderdduizend– de meesten ver in de tachtig en negentig – verblijft in een verpleeghuis. Maar met dat verwijt van westers individualisme hebben mijn studenten wel een punt, moet ik erkennen. In ons land blijkt meer dan de helft van de 75-plussers zich meer of minder eenzaam te voelen. Maar zelfredzaamheid blijft ondertussen de mantra in het ouderenbeleid. Hoe kan een door de overheid opgezet actieprogrammaEén tegen Eenzaamheidooit slagen, als dezelfde overheid ouderen voortdurend voorhoudt dat ze hun problemen het liefst achter hun eigen voordeur op moeten lossen?
Het in de VS bedachte concept Successful agingis leidend in ons ouderenbeleid. Dat legt alle nadruk op het individu dat lichamelijk gezond, mentaal wakker en sociaal actief moet blijven. Mijn studenten beschouwen het als een neo-liberale vergissing.Hadden jullie maar wat meer Ubuntu, houden ze me voor. Ik probeer het hen stuntelend na te zeggen in Xhosa: Ubuntu ungamntungabanyeabantu: een persoon is een persoon door anderen.Waardig oud worden is in hun ogen geen individuele prestatie of alleen iets voor geluksvogels, maar een sociale constructie die alleen in sterke gemeenschappen overeind kan worden gehouden. Ubuntu, ‘ik ben omdat wij zijn’. Gerontologisch vertaald: Ik word alleen goed oud als wij samen oud worden. Zo wordt de cursus ook voor mij een interculturele les, waardoor ik met nieuwe ogen naar de Nederlandse situatie kijk.
Okay, maar hoe zit het dan met de hoge status van ouderen in niet-westerse culturen? Worden ze in werkelijkheid ook door hechte gemeenschappen opgevangen? Bij doorvragen blijkt dat behoorlijk tegen te vallen. Hoezeer deze studenten ook van hun eigen oma houden, ze kennen ook de verwaarlozing en mishandeling van kwetsbare ouderen uit eigen omgeving. Grootouders die verarmd en eenzaam achterblijven op het platteland, of zorg moeten dragen voor kleinkinderen, als hun kinderen aan Hiv-aids zijn overleden. Spaarzame pensioentjes die worden geconfisqueerd door inhalige gezinsleden. Schokkend vond ik wat de studenten me vertelden over de wijdverbreide praktijk dat ouderen, met name vrouwen, van hekserij worden beschuldigd, mishandeld of vermoord. Het afwijkend gedrag van mensen met dementie en het flagrante gebrek aan inzicht in wat deze ziekte met mensen doet maakt hen kwetsbaar voor publieke spot – of erger. ‘In mijn land wordt er op oude mensen gejaagd. Ze worden vermoord’ ‘schrijft een Keniaanse op haar blog. ‘In het ziekenhuis in mijn regio worden maandelijks tientallen slachtoffers binnengebracht’, En dat gebeurt niet alleen sporadisch in het achterland, meldt een VN-rapport, maar systematisch in 41 landen, zowel in Afrika als in Azië. Hoezo, respect voor ouderen in niet-westerse culturen?
Ouderen blijken wereldwijd op een ambivalent onthaal te kunnen rekenen, is de gezamenlijke conclusie die we moeten trekken. Het maakt eigenlijk niet veel uit waar je woont. Onder de oppervlakte van culturele idealen van respect en eerbied broeien emoties van angst, weerzin en afgunst. En ouderen zijn weliswaar met velen, maar de jeugd is sterker.
Door alle culturele verschillen heen zie ik vooral de overeenkomsten. We groeien toe naar een global village waar kwetsbare ouderen op steeds minder beschikbare support van de jongere generatie kunnen rekenen. Aan het begin van de cursus wenste een Afrikaanse twintiger zich nog branieachtig een gezin van minstens tien kinderen, net als zijn lieve grootmoeder. Die zullen later wel voor hem zorgen! Maar zijn vriendin studeert ook, en blijkt dat als hoogopgeleide vrouw niet echt te zien zitten, erkent hij even later. Bij het laatste college twijfelt hij zelfs of hij überhaupt wel kinderen wil. Hij had gezien hoe duur luiers zijn.