‘Pas op kleine handjes wat je doet… ‘ ‘Pas op kleine voetjes waar je loopt… ‘ Pas op kleine oortjes wat je hoort…’ – zo gaat een oud, christelijk kleuterversje. Een vreselijk liedje. Het refrein eindigt met: ‘Want er is EEN in de hemel die alles ziet wat je doet.’ Drie of vier jaar ben je, en dan wordt je prille kinderziel al doordrongen van schuldbesef. Van die God mag niks. En je mag van Hem zeker geen fouten maken of domme dingen doen.
Deze God is een Alziend Oog, dat nooit eens toeknijpt. Genadeloos registreert het hoe je je belastingaangifte iets teveel in je voordeel invult, fantaseert over je mooie buurvrouw, of met een leugentje om bestwil onder een afspraak uitkomt.
De Zuid-Afrikaanse kunstenares Marlene Dumas is met zo’n beeld van God opgevoed. Zij maakte eens een tekening die ze ‘Jezus is boos’ noemde. Uit wat niet meer lijkt dan een donkere vlek op het behang van de kinderkamer kijken je een paar oplichtende, allesdoordringende, priemende ogen aan vanuit een grimmig zwart gelaat.
Het kinderversje wordt niet meer gezongen, geloof ik. Van die Boeman-God zijn we gelukkig verlost, ook al reikt zijn schaduw nog ver in sommige levens.
Maar hij heeft wel voor een vervanger gezorgd: de publieke opinie. Even genadeloos als de God van vroeger rekenen we elkaar in Nederland af op onze tekortkomingen.
Zo heeft Halbe Zijlstra, de gewezen minister van Buitenlandse Zaken, een fout gemaakt. Een grotefout: hij zoog een gesprek met Poetin uit zijn duim. Het kwam aan het licht en Zijlstra moest aftreden. Terecht, kun je zeggen.
Maar dan wil Zijlstra een nieuwe baan en is hij kandidaat bij de Wereldbank voor een nieuwe openbare functie. Hij is er best geschikt voor. Maar dat wordt hem door de publieke opinie niet gegund, omdat hij … een fout gemaakt heeft.
Ik hoorde de theologe Dorothee Sölle ooit zeggen: ‘die Öffentlichkeit vergibt nicht.’ Bikkelhard zijn we voor elkaar, alleen God mag nog vergeven.
Rond de kwestie Zijlstra voel me daarom het redactioneel commentaar in de NRC extra op: “… een maatschappij die zich niet wil laten vertegenwoordigen door iemand die een fout maakte, suggereert dat foutloosheid voortaan een maatschappelijke norm is. Dit thema zou gebaat zijn bij schappelijkheid. Nieuwe mildheid. Want als we medeburgers afwijzen omdat ze één fout hebben begaan – politici of mensen met een uitkering – creëren we een gemeenschap waarin we eisen aan anderen stellen die we zelf nooit kunnen nakomen.”
Er staat geen christelijk woord in dit politieke commentaar. En toch hoor ik er iets evangelisch in.