Rome, Jeruzalem en Santiago de Compostella – het zijn in deze contreien dé drie klassieke pelgrimsbestemmingen. PThU-docent Jodien van Ark liep de eerste twee, hoogleraar ethiek Frits de Lange schreef een boek, Heilige Onrust, naar aanleiding van de populariteit van de derde. Voor PThUnie gingen de twee PThU-collega’s met elkaar in gesprek over de theorie en de praktijk van het pelgrim-zijn.

Is iedereen tegenwoordig een pelgrim?

Frits de Lange: ‘In mijn boek gaat het met name om de pelgrim als metafoor: als ik thuis blijf en geen stap verzet, ben ik dan ook een pelgrim? Ik vind van wel. Maar daarnaast zijn er natuurlijk heel veel mensen die daadwerkelijk op pelgrimstocht gaan. Laatst had ik een bijeenkomst rond mijn boek in Vries, waar ik woon. Ik begon die avond met de vraag: welke mensen hebben hier Compostella gelopen? In die groep van honderd mensen waren dat er vijf of zes. En daarna vroeg ik: wie is er één handdruk verwijderd van iemand die Compostella heeft gelopen? Iedereen stak zijn hand op!’

Wat is het verschil tussen een gewone lange afstandswandeling en een pelgrimage?

Jodien van Ark: ‘Ik weet niet zeker of er een verschil is. Mijn man en ik zijn begonnen als lange afstandswandelaars. Een collega was ooit naar Sienna gelopen. Ik dacht: dat kan dus! En toen besloten wij naar Rome te lopen. We hebben er zes jaar over gedaan, steeds in porties van twee of drie weken.’

FdL: ‘Waarom Rome?’

JvA: ‘Eigenlijk om maar niet naar Compostella te lopen. Dat idee van in colonnes lopen sprak me niet aan. Alles is beschreven en geregeld: om twee uur moet je binnen zijn omdat je anders geen slaapplaats meer krijgt. Dat is mij te georganiseerd. We wilden heel graag door de Europese cultuur lopen. En wij zijn gek op Italië.’

Maar toen jullie vertrokken beschouwden jullie jezelf nog niet als pelgrims?

JvA: ‘Wandelaar, toerist, pelgrim… Het loopt allemaal door elkaar heen. We hebben ons alle drie gevoeld. Het pelgrim-zijn werd sterker omdat we merkten dat we anders thuis kwamen. Het ging niet alleen maar om het lopen, er ontstond een diepere laag, iets dat onszelf overstijgt. En dat werd alleen maar duidelijker toen we naar Jeruzalem liepen. We zijn gefascineerd geraakt door al die religieuze mensen. Of het nou joden, moslims of christenen zijn, ze lopen daar met een verlangen in hun ogen… Ik werd daardoor geraakt. Eigenlijk kwamen wij er toen pas echt achter dat ook wij pelgrims zijn. Het gaat daarbij niet om het aankomen in Jeruzalem, maar om het onderweg zijn, dat grote plezier van het ritme van lopen, eten en slapen, de ontvankelijkheid, het niet weten waar je uitkomt. Verdwalen hebben we afgeschaft. Daar doen we niet meer aan, zeiden we tegen elkaar. Alles hoort erbij. We zijn wel eens na een hele dag lopen op hetzelfde punt uitgekomen. En dan zeiden we: oké, dat was het voor vandaag.’

FdL: ‘Wat is dat overstijgende, die diepere laag?’

JvA: ‘Dankbaarheid. Dat is heel belangrijk. Als je onderweg niet beroofd wordt, gezond blijft, samen gelukkig bent, de reis tot het eind kunt volhouden… Dan ben je dankbaar dat dat je gegeven is. Daar komt het nadenken over een ander bestaan dan bij. Je bent ook onderweg naar een leven waarin het meer gaat om het zijn dan om het hebben. Ik merk dat ik veel minder om me heen wil, dat ik meer rust wil, dat ik met één ding tegelijk bezig wil zijn… Ik wil ontvankelijk leven.’

FdL: ‘Betekende die pelgrimservaring ook een persoonlijke transformatie? Je loopt niet weg voor het woord pelgrim.’

JvA: ‘Ik zou het niet zo gauw zo noemen, maar het is wel een intensivering van hoe wij toch al wilden leven. Iets spiritueels zat er heel duidelijk in: we lazen elkaar voor uit de Handelingen van de Apostelen. Als we vroeger samen op vakantie waren, lazen we allebei ons eigen boek…’

FdL: ‘Was je niet bang om thuis te komen?’

JvA: ‘Nee. Omdat we net op tijd een uitspraak van Ian Bradley onder ogen kregen. Hij zegt dat je moet thuiskomen in de gezindheid waarin je gelopen hebt. Dat was behulpzaam. Toen ben ik gaan denken: hoe gaan we dat nu eens doen?’

FdL: ‘Maar je komt thuis en je opent je mailbox… Wij hebben deze zomer drie weken een fantastische vakantie gehad. Zo willen we leven, zeiden we. En thuis, nog geen dag later, werden we alweer geleefd. Dat hadden jullie toch ook?’

JvA: ‘Nee. Dit keer niet. We hebben natuurlijk twintig jaar ervaring met thuiskomen. En nu zijn we er echt wat mee gaan doen.’

FdL: ‘Ik moet dat nog leren. Er wordt in het dagelijks leven zoveel van je gevraagd.’

JvA: ‘Het helpt als je accepteert dat dit je leven is. Net zoals je onderweg dingen accepteert. Het gaat anders dan gepland? Dan gaat het maar anders dan gepland. Dat is nu het leven dat we leiden: een fundamentele acceptatie van wat we op dat moment doen.’

FdL: ‘In mijn boek noem ik dat het afzien van het leven als een project, waarin je alles afvinkt. Ik zie het leven niet als een project, maar als een traject. Doen wat je hand vindt om te doen – daar gaat het om.’

In zijn boek schrijft Frits over de moderne pelgrim, voor wie niet Compostella of het hiernamaals de bestemming is, maar de spirituele en fysieke ervaring van de pelgrimage zelf. Herken jij je daar in?

JvA: ‘In bepaalde opzichten wel. Wij voelen dat we iets doen dat onszelf overstijgt. Dat herken ik uit Frits’ boek. Ik snap alleen niet dat je erover kunt schrijven, zonder ‘m zelf te lopen.’

FdL: [Ironisch:] Ik heb een groot inlevingsvermogen. Zelf ben ik meer een fietser en een zwemmer. Maar de cadans van het lopen herken ik. In baantjes trekken ervaar ik dat ook. Ik word steeds fysieker en aardser in mijn geloof. Naarmate ik meer uit mijn hoofd raak en meer in mijn lijf, houd ik steeds minder “systeem” over. Ik merk gewoon dat het geloofssysteem het niet meer doet. Het echte leven van mensen speelt zich ergens anders af. Ik zoek het geloven in het echte leven.’

JvA: ‘Dat is een parallel tussen dit boek en pelgrimeren: je hebt wel ergens ver weg een doel, maar je bent met een ontdekkingstocht bezig.’

FdL: ‘Niet weten waar je uitkomt.’

JvA: ‘Maar wel aandacht hebben en ontvankelijk zijn.’

JvA: ‘Zoals wij het landschap lezen, zo leest Frits de traditie. Hij doet het met de geest en wij doen het met de voeten.’

FdL: ‘Ik ben groot geworden met De Christenreis van John Bunyan, over een pelgrim die zijn vrouw en kinderen achterlaat en op weg gaat naar het hemelse Jeruzalem. De pelgrimage is daar een metafoor: protestanten hebben van de fysieke pelgrimstocht een innerlijke reis gemaakt. Calvijn en Erasmus bijvoorbeeld waren heel erg tegen pelgrimstochten. Het was de begintijd van de burgerlijke samenleving: je moest nuttig zijn en geld verdienen, dus waarom zou je op reis gaan?’

Wat was een pelgrimstocht daarvoor dan?

FdL: ‘Het draaide om vroomheid, om boetedoening. Je ging niet voor je lol. Je deed het om daar religieus gewin bij te krijgen. Dat gold ook voor de omstanders: de pelgrim had een hoge religieuze statuur, dus het loonde om hem of haar barmhartigheid en gastvrijheid te bewijzen. Een pelgrim kon altijd rekenen op gastvrijheid. En dat vind ik zo wonderlijk. Waren die pelgrims heiligen? Nee, er zaten ook misdadigers tussen, die thuis wat op de kerfstok hadden en voor straf de tocht maakten of een nieuwe identiteit zochten.’

En inmiddels hebben we de ‘Pelgrim 2.0’?

FdL: ‘Ja. Dat is iets betrekkelijk recents. Een eeuw geleden was het op de weg naar Santiago doods. Er ging geen pelgrim meer die kant op. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige begon het weer aan te trekken. En nu zijn het er 250.000 per jaar. Dat is een colonne! Het is allang niet meer exclusief katholiek. Er zit ook voor sommigen een new age kant aan: zweverig en aards tegelijk. Ik beschouw al die pelgrims als mijn broeders en zusters. Wat er in deze mensen omgaat, niet in hun hoofd, maar in hun lijf… Dat is een nieuwe manier van geloven. Ze zijn op weg zijn naar de dag van morgen. Ik denk dan: naar een beter leven voor zichzelf en voor anderen. Naar een betere toekomst. Elke dag een nieuwe etappe.’

JvA: ‘In je inleiding schrijf je dat je een veerman bent, als theoloog en hermeneut, die heen en weer vaart tussen traditie en vandaag én dat je bootje voortdurend schipbeuk leidt. Voor wie heb jij je boek geschreven?’

FdL: ‘Vooral voor mijn generatiegenoten, die met hun kinderen uit de kerk zijn gestapt. De kinderen van de secularisatie van de jaren zeventig en tachtig. Het is een spirituele biografie, van mijzelf, maar ook van mijn generatie. Ik bereik natuurlijk niet iedereen. Dat werd mij gisteravond bij die bijeenkomst ook weer duidelijk. Er waren een paar mensen die zeiden: als u voorgaat kom ik niet in de kerk, want u gelooft niet meer in God. Ik kan de orthodoxie blijkbaar heel slecht uitleggen wat ik aan het doen ben. Aan de andere kant zijn er ook recensies geweest van mensen die niets met de kerk hebben, en daarin wordt dan gezegd: mooi boek hoor, maar echt bedoeld voor christelijke mensen. Die vinden het veel te gelovig. En ook dat snap ik. Ik lees die moderne pelgrim toch weer door de bril van de christelijke traditie, en zo pendel ik heen en weer. Maar dan zeg ik tegen mijn gereformeerde broeder en mijn seculiere zuster: laten we samen gaan wandelen. En dan zien we wel wat er gebeurt. Als je niet tegenover elkaar zit, maar naast elkaar loopt, dan versta je elkaar zo veel beter.’

-0-

Jodien van Ark (Heerde 1952) is trainer, procesbegeleider en coach. Bij de PThU werkt ze als docent voor de agogische vakken bij het seminarium. Frits de Lange (Vriezenveen, 1955) is hoogleraar ethiek aan de vestiging Groningen van de PThU. Interviewer/ gespreksleider was Caspar Dullemond.