(Column De Verwondering, 2018 #2)
Nee zeggen ligt ons beter dan ja. ‘Nee, ik denk er anders over dan jij.’ ‘Neen, je ziet het volgens mij verkeerd.’ ‘Neen, het is niet zoals je denkt.’ Ons neen schept duidelijkheid. We weten weer waar we staan. Als we eens ja zeggen, voegen we er meestal gauw een ‘maar’ aan toe. ‘Ja, maar…’ Neen zeggen is onze persoonlijke identiteitspolitiek: door duidelijk te markeren wie we niet zijn, zijn we tenminste iemand.
We zijn zo vertrouwd met de reflex waarmee we ons afgrenzen tegen anderen dat we niet eens in de gaten hebben dat we er een geloof van hebben gemaakt. Het neo-liberalisme is de religie van dit verinnerlijkte wantrouwen. We geven het zelfs aan onze kinderen op school mee: onderscheid je van anderen, ‘maak het verschil’!
Zo lijken we de grote spirituele tradities te vergeten. Zij nodigen ons immers uit om te beginnen met een volmondig, onvoorwaardelijk ja tegen de mensen om ons heen en ons diep verbonden te weten met hen. Het ja komt eerst en staat voorop.
‘Heb je naaste lief als jezelf’, zegt Jezus daarom ook. We doen daar ingewikkeld over, want ja we willen best, maar we willen toch wel eerst weten wie die naaste is en wie wij zelf zijn. Jezus denkt echter niet in termen van of jij/of de ander, maar van en/en. Hij put uit een niet-dualistische bron.
Ten diepste scheidt je immers niets van anderen: je leeft onder dezelfde zon, ademt dezelfde lucht in, bent uit dezelfde cellen en atomen opgebouwd. Je deelt in dezelfde levensstroom. Ja tegen iemand anders zeggen is de hartgrondige bevestiging van het feit dat je beiden leeft uit dezelfde goddelijke Oorsprong. God heeft een daverend JA! tegen jullie allebei gezegd! Pas wie dat leert te beseffen (dat is wat volgens mij ‘bekering’ betekent) wordt iemand waar je ‘u’ tegen zegt.
Ja, maar…. is dat niet ongelooflijk naïef? We kunnen toch niet jan en alleman zo maar vertrouwen? Kinderen en honden lachen en kwispelstaarten tegen iedereen – tot ze geslagen, verwaarloosd of misbruikt worden. Wie begint in onvoorwaardelijk vertrouwen, eindigt vaak met een trauma. Maakt Gutmensch Jezus niet halfzachte watjes van ons?
Nou, dat lijkt me niet. Dorothy Day (1897- 1980), de Amerikaanse sociaal activiste, bood elke nacht onderdak aan wie bij haar aanklopte. Maar, zei ze, ‘I don’t know whether it’s Jack the Ripper or Jesus Christ’. Ze nam het risico, maar bleef wel waakzaam.
Probeer het ook maar eens: als je met ja begint, krijg je vaak ook weer een ja terug.
(Column De Verwondering, juni 2018#2, p. 49)