Tags
Een jaar of tien geleden begon ik met ‘goed oud worden’ als onderzoeksthema in de ethiek. Ik loop nu tegen de zestig en ga zo langzamerhand tot mijn eigen doelgroep behoren. Ik raakte in de ban van de vraag hoe een vergrijzende samenleving een kwade oude dag kan vermijden. Wat is goed leven als je zeventig, tachtig, negentig bent? Als prille vijftiger keek ik toen naar ouderen zoals een antropoloog kijkt naar een vreemde volksstam: met warme belangstelling, maar tegelijk met het besef: ik hoor er niet bij. Dat wordt nu anders. Ik beweeg wat bedachtzamer, daal trappen voorzichtiger af, weet nu dat de dokter artrose gewoon ‘slijtage’ noemt, en kan in mijn werk minder draaiende schoteltjes in de lucht houden dan vroeger. En soms heb ik als ik les geef aan prille twintigers ineens het gevoel van ‘opa vertelt’. Ja, ik word oud.
Ga ik nu de mooiste tijd van mijn leven tegemoet? Tien jaar geleden zou mij dat van alle kanten verzekerd zijn. In 2008 werd ‘ouder worden’ het thema van de nationale boekenweek. Er verschenen titels als ‘Ouder worden is een feest!’ Ik schreef zelf een essay over het ‘zwitserlevengevoel’. De vitale senior beheerste het beeld. De babyboomer als joyeuze levensgenieter, al dan niet met de camper op reis door Europa.
Het kan verkeren. Inmiddels is de oude dag in het publieke debat een schrikbeeld geworden. Sinds de crisis van 2008 staat ouderdom voor onbetaalbare pensioenen, ontmanteling van de AWBZ en overbelaste mantelzorgers. We zijn bang geworden voor de ouderdom. Bang om dement te worden, bang dat er straks niemand meer is om voor ons te zorgen. Hoogbejaard en dan het verpleeghuis? ‘Ik stap er voor die tijd wel uit,’ horen we. De wilsverklaring ligt al klaar.
Ouderdom is een constructie
Het beeld van de ouderdom wisselt snel, al naar gelang onze angsten, dromen en verlangens. Is er dan echt geen wetenschappelijk verhaal over te vertellen, dichter bij de feiten? Welnu, ik heb de afgelopen tien jaar veel gerontologische literatuur onder ogen gehad. Maar een vastomlijnd beeld van wat het betekent om oud te zijn levert het niet op. Integendeel, dé ouderdom bestaat niet, ontdek ik steeds meer. Beelden van ouderdom, die bestaan wel. Zo was in de naoorlogse verzorgingsstaat de oudere een afhankelijke patiënt die door een witgeschorte zuster in het bejaardenhuis werd verpleegd. Een medisch model, dat hielp om ruimte te maken voor de wederopbouw. In de huidige participatiesamenleving is de oudere van de weeromstuit een ‘actieve, participerende burger’ geworden, die zijn eigen boontjes dopt. Een wensplaatje van beleidsambtenaren, om de kosten van de vergrijzing beheersbaar te houden in een mondige democratie. Ouderdom is, met andere woorden, een maatschappelijke constructie, het product van een samenspel van economische belangen, politieke macht en culturele idealen.
De ondernemende senior
De oudere zelf, die unieke mens op leeftijd, ontsnapt per definitie aan elk generaliserend plaatje. Waarom word je tussen de pakweg dertig en vijftig niet tot een categorie gerekend en behoor je daarboven ineens bij de beige massa? Je hebt vitale tachtigers die nog steeds werken en sombere zestigers die versleten zijn en uitgeblust. Oma’s en opa’s opgenomen in de kring van hun kinderen en kleinkinderen, en vereenzaamde zonderlingen die alleen nog met de caissière van de supermarkt een woordje wisselen. Zij die ‘klaar zijn met leven’ en naar de dood verlangen, tegenover hen die op hun honderdste nog gretig een nieuwe computer kopen. De oudere bestaat niet.
Wijs oud worden is daarom om te beginnen: eigenwijs oud worden. Laat je niet wegzetten in een groep. Je bent geen ‘oudere’, je bent en blijft Inge of Pieter, Daan of Dorien. Creëer je eigen oude dag. Biedt weerstand aan verwachtingspatronen en stereotypen. Ga er al helemaal niet zélf ook nog in geloven!
Het is de winst van de individualisering dat geen enkele levensloop nog standaard is. De tijd van de drie fasen school, gezin en carrière, gevolgd door de ‘rust’ van het pensioen ligt achter ons. Maar er zijn nieuwe collectieve beelden die zich subtiel opdringen, en ons weg laten drijven bij onszelf. Bijvoorbeeld: de ondernemende senior die voor zichzelf zorgt, en als hij dat niet meer kan het veld ruimt. In de vorige eeuw moest je als burger kapitaal hebben, in onze eeuw moet je je eigen kapitaal zijn. Jij bent een onderneming, en je lichaam, je psyche, je talenten en vaardigheden bepalen je marktwaarde. Performance – daar komt het op aan. Vandaar de fascinatie in onze cultuur voor jong zijn. Dat heeft op zich weinig met leeftijd te maken. Niemand wil graag zijn puberteit nog eens overdoen. Maar jongeren zijn van nature nog wat ouderen ook moeten zijn: ondernemend. Daarom staan ze model. Zo lang je nog op hen kunt lijken als actieve senior, tel je nog mee. Kun je het niet meer opbrengen, dan word je tot last voor anderen en voor jezelf. Je bent een restproduct van de voortsnellende samenleving en wordt cultureel gezien voor dood verklaard. Ligt er nog geen wilsverklaring klaar?
Laat je dus niet meesleuren in die nieuwe competitie voor senioren! Schep je eigen oude dag. Wees wijs, wees eigenwijs. Blijf weg van het beleidsjargon over actieve burgers, de anti-aging en het forever young retoriek van reclame en media, de klaar-met-leven taal en probeer na je pakweg zeventigste een eigen, authentieke vorm te vinden voor jouw weg in de tijd. Doorleef die levensfase als een ontdekkingsreis in niemandsland, een periode met een eigen, ongekende betekenis. Laat je oude dag niet koloniseren door anderen. Kom tot jezelf.
Kom tot je zelf
Hoe je dat doet? Door serieus werk te blijven maken van het ideaal van de zelfverwerkelijking. Er van uit te gaan dat elk mens uniek is en mag schitteren in zijn of haar uniciteit. De babyboomers zijn met dat ideaal groot geworden. Maar het is langzamerhand – mede door henzelf – om zeep gebracht. Op school worden kinderen inmiddels gedrild tot mini-ondernemingen, geschikt voor de BV Nederland. En ouderen worden in het nieuwe zorgstelsel vooral bejegend als zzp’ers, regelaars en inkopers van hun eigen zorg.
Ik denk dat we het ideaal van de zelfwording opnieuw existentieel moeten leren verstaan. Dan pas kunnen zestig- en zeventigplussers bewust weer hun eigen ouderdom toe gaan eigenen. Een wijze ouderdom, is daarom mijn stelling, is die latere levensfase waarin mensen steeds meer tot zichzelf leren komen. Een proces van voortdurende transformatie, waarin je intensief ervaart wat het betekent om uniek mens te zijn.
Uniek mens, dat zijn we van onze eerste tot onze laatste snik. Gezondheid, van betekenis zijn voor familie en vrienden, genieten van eten en drinken, je dagen zinvol gevuld – een oudere is in zijn behoeften en verlangens niks speciaals. Maar wat de ouderdom bijzonder maakt is dat je dit alles steeds intenser ervaart, in al zijn kwetsbaarheid. Ouderdom is de radicalisering en verheviging van mens zijn, de intensivering van de menselijke conditie. Alles is gevoeliger, komt harder ‘binnen’, is moeilijker in evenwicht te brengen en te houden. Je lichaam, de tijd, het leven met anderen – je moet er in de ouderdom een nieuwe verhouding toe vinden. Je wordt voortdurend en opnieuw ….jezelf.
Zelfwording is dus niet een gestage ontplooiing van een vaste, innerlijke kern, die ergens in je jeugd ligt opgesloten. Het is: beseffen dat je op geen enkel moment in je leven samenvalt met jezelf, maar dat je steeds op weg bent daar naar toe. Het mensenleven is een reis, een pelgrimage in de tijd, zegt een oude spirituele traditie. Een labyrint soms, met eindeloze omzwervingen, waarbij je af en toe een glimp opvangt van je bestemming waar je nooit lijkt aan te komen. Wie zul je uiteindelijk worden, wat is je ware Zelf? God mag het weten, God hebbe je ziel.
De ouderdom is de intensivering en radicalisering van de ervaring van dit onderweg zijn naar je zelf. Wijs is de mens die gewetensvol deze reis maakt, doorleefd ouder wordt, bewust de tijd neemt om radicaal tot zichzelf te komen.
Dat is een heel nuchtere en praktische aangelegenheid. Want je Zelf, dat is geen essentie die ergens los verkrijgbaar in je binnenste zweeft. Je zelf, dat is allereerst je lichaam. Het is bovendien: jouw eindigheid in de tijd. En tenslotte is het ook: je leven met betekenisvolle anderen. Over deze drie dimensies van de zelfwording nu iets in het kort. Wat betekenen ze voor je als je ouder wordt?
Lichaam en geest
Dat je ouder wordt laat zich allereerst vaak fysiek gelden. Je lijf verzwakt en wordt strammer. Er gaan steeds meer dingen stuk die niet meer te repareren zijn. Je vertraagt, je actieradius wordt minder. Maar er is geen ontsnappen aan. Oud worden is voelen dat je tot dit ene lichaam veroordeeld bent. Je voelt je innerlijk nog jong en leeftijdsloos. Maar je staat voor de spiegel en schrikt: ‘Mijn God, ben ik dat?’
Wijs oud worden is: geen hekel krijgen aan dat lijf, maar er op goede voet mee blijven staan. Er vrede mee sluiten. Het goed verzorgen en vertroetelen op zijn tijd. Je niet voor je rimpels en grijze haren schamen, maar er dankbaar voor zijn dat je ze verdiend hebt. Goed naar je lijf luisteren en het gehoorzamen, als het op speelt. En het teder laten strelen als het getroost moet worden. Blijf van je lichaam houden. Vlucht er niet voor weg, wordt er niet onverschillig voor, maar kom tot je zelf, je fysieke zelf.
In de tweede plaats. Niet alleen het lichaam, ook de geest wordt ouder. Het psychische ouder worden doet zich vooral gelden als intensivering van het besef van eindigheid. Je hebt steeds minder leven voor je. Je gaat een keer, misschien wel binnenkort, dood. Maar ouderdom is ook een confrontatie met eindigheid in de zin van: wat geweest is, is voorgoed geweest. Onherroepelijk voorbij. Onherhaalbaar geluk, en soms ook: onherstelbaar leed.
Wijs oud worden is je van deze eindigheid rekenschap geven, haar bewust onder ogen zien en er ja tegen leren te zeggen. De tijd niet willen ontvluchten, maar haar uitbuiten. Hem niet door anderen laten afnemen (‘in jouw tijd ja, toen deed je er nog toe, maar nu…’), maar hem toe eigenen als jouw tijd. Niet treuren om wat voorbij ging en vrezen voor wat komt, maar jezelf breed maken in je eigen eeuwige Nu.
In de derde plaats: tot je zelf komen, dat klinkt nogal navelstaarderig. Maar toch, het is beslist geen solistisch gebeuren. We worden onszelf alleen via anderen. Ouders, partners, kinderen, vrienden – al die betekenisvolle anderen dragen bij aan onze zelfwording. Zij vormen de omweg naar onszelf. Ik ben omdat wij zijn, zegt men in Afrika. Behalve fysiek en geestelijk, laat de ouderdom zich dus ook sociaal gelden. Ineens zijn we met pensioen en maatschappelijk uitgerangeerd, aangewezen op onze kinderen en een handjevol generatiegenoten. We verliezen steeds meer geliefden aan de dood, en ons ‘wereldje’ wordt alsmaar kleiner. Maar hoe minder mensen om ons heen en hoe geringer en kwetsbaarder de contacten, des te heviger beseffen we door en door sociale wezens te zijn.
Wijs oud worden betekent dan ook: voluit erkennen dat je fundamenteel aangewezen bent op anderen, op hun behulpzame en zorgende handen, op hun respect en liefdevolle omarming – en dat je je ervoor openstelt om die te ontvangen. Omgekeerd ook, erkennen en beamen dat anderen ook aangewezen zijn op jou en bereid zijn hun te geven wat jij alleen hun kunt geven. Wijs oud worden betekent: je oefenen in het delen van jezelf met anderen, in de eucharistie van het dagelijks leven.
Zo denk ik dat we tegelijk wijs en oud kunnen worden. Door radicaal tot ons zelf te komen, door van ons lichaam te blijven houden, onze eindigheid te beamen, en de kunst van het geven en ontvangen te oefenen.
Een wijze samenleving?
De spreekwoordelijke wijsheid van de ouderdom is daarmee wel van kleur verschoren. In de traditionele samenleving droegen wijze ouderen algemene levenservaring over aan volgende generaties. Nu alles draait om dynamiek en vernieuwing is die tegeltjeswijsheid niet meer in tel. Er is nu behoefte aan en ruimte voor een ander type wijsheid, persoonlijker, existentiëler. Wijsheid als de kunst om tot jezelf te komen. Ook al lijkt het paradoxaal, ook dan hebben ouderen iets waardevols in huis om aan de volgende generatie door te geven: het besef dat het in het bestaan niet draait om ondernemerschap en performance, maar om het ja leren zeggen tegen het eindige leven, met en voor anderen.
Over vijf jaar, becijfert het CBS, is de helft van de volwassen bevolking in Nederland boven de vijftig. Wordt het nu dan niet eens tijd voor een wijze samenleving?