Tags
Klaar met leven, levensmoe, voltooid leven – de discussie rondom actieve levensbeëindiging wordt steeds meer in termen gevoerd waar een dokter niet voor heeft doorgeleerd. Als de arts een invoelend mens is, heeft hij of zij van ‘ondraaglijk lijden’ nog een beetje verstand, maar de vraag wanneer een leven compleet is behoort niet tot zijn specialisme. Dat hoeft ook niet, zeggen de voorstanders van een ruimer euthanasiebeleid: dat maken oude mensen zelf wel uit. Zij interpreteren de recente vrijspraak van Albert Heringa, die in 2008 zijn moeder heeft helpen sterven, als een volgende stap in de goede richting. We lijken weer een stap verder in de erkenning dat een voltooid leven voldoende grond is voor hulp bij zelfdoding, al dan niet door de dokter. Vijf jaar nadat de initiatiefgroep Uit Vrije Wil en het Burgerinitiatief Voltooid Leven begon met zijn lobby om hulp bij zelfdoding mogelijk te maken voor ouderen die geen mogelijkheden meer zien hun leven ‘ in een voor hen zinvolle vorm voort te zetten’, en het gevoel krijgen ‘zichzelf te overleven’, is de term ‘voltooid leven’ gemeengoed geworden. Wie zover is, mag dood, is de suggestie. En hij of zij mag anderen vragen daarbij te helpen.
Wat een voltooid leven nu eigenlijk is, aan die vraag brandt niemand zijn vingers. Els van Wijngaarden sprak in haar promotieonderzoek met 25 ouderen die aangaven dat hun leven voltooid is, maar eigenlijk zich eenzaam, overbodig en bang voor afhankelijkheid voelen. Zij lijden aan het leven, zegt Van Wijngaarden, maar voltooid? „De verhalen in het onderzoek zijn schrijnend”, reageert NVVE interim-directeur Rob Jonquière. “Maar mensen kunnen en mogen zelf de afweging maken in hoeverre deze intense eenzaamheid dragelijk is.” Dat lijkt de liberale oplossing voor existentiële bestaansvragen: ze met een beroep op individuele keuzevrijheid en autonomie laten verdampen.
Is hier geen sprake van filosofische gemakzucht? Ik vermoed dat we niet goed weten waar we het over hebben bij de term ‘voltooid leven’.
Eerst het woord zelf. De termen klaar met leven, levensmoe, voltooid leven worden door elkaar gebruikt, als synoniemen. We zouden preciezer in ons woordgebruik moeten zijn.
Wie ‘levensmoe’ is, ontbreekt het aan de fysieke of mentale kracht om zijn leven nog verder te kunnen leiden. Vermoeidheid is een natuurlijke gesteldheid, die je ervaart of niet. Je kunt die wel een beetje met rust, goede voeding of met een pil beïnvloeden, maar moeilijk wegnemen als je heel oud bent. Jonge studenten geriatrie oefenen in een loodzwaar pak hoe het voelt om een oud lijf te hebben. Een bril die je zicht beperkt, oordopjes die je minder doen horen, banden die je gewrichten stijf en stram maken, en zware gewichten die je mee moet zeulen en je uit balans brengen: je wordt er hondsmoe van. Een hoogbejaarde oudere staat elke dag in zo’n pak genaaid op, en gaat er mee naar bed.
De term ‘klaar met leven’ daarentegen verwijst niet naar een ervaringsfeit, maar naar een persoonlijke beslissing, een keuze. Zij suggereert dat het leven een klus is die je moet klaren. Wat de inhoud ervan is, doet er niet toe. ‘Leven’ kan van alles zijn, maar het gaat er om dat je er klaar mee bent. Je hebt ‘er’ genoeg van, je hebt het helemaal gehad. Ouderen die de greep op hun leven verloren hebben, zo constateren onderzoekers, kunnen door het ontwikkelen van een doodswens onbewust of bewust de controle over hun leven weer proberen terug te krijgen. Klaar met leven is als keuze voor de dood tegelijk een ultieme greep naar zelfsturing. Het is de paradoxale overwinning van de suïcidant: door je leven op te geven, bevestig je voor een laatste keer dat het jouw leven is.
De uitdrukking ‘voltooid leven’ tenslotte, staat nog weer voor iets anders. De term omschrijft de reden waarom iemand de beslissing meent te kunnen nemen klaar met leven te zijn. ‘Mijn leven is voltooid’ is geen natuurlijke ervaringsfeit, noch een persoonlijke keuze, maar een ethisch waardeoordeel over je geleefde leven tot nu toe.
De idee dat een leven compleet kan zijn, is geladen met filosofische en levensbeschouwelijke vooronderstellingen die de discussie rondom de tragiek van de hoge ouderdom vertroebelen. Er zitten verschillende betekenislagen in het begrip voltooid leven. Om te beginnen de voorstelling van het leven als een natuurlijke cyclus, van opgaan, blinken en verzinken. Die is nagenoeg universeel. De menselijke levensloop kent een cyclus, als de natuur zijn seizoenen en de planeten hun omloop. De cirkel is rond in de hoge ouderdom. In de kinds geworden grijsaard ziet men het kind dat hij is geweest. Eind en oorsprong van het leven schuiven in elkaar. De kringloop is voltooid.
Typisch Westers en modern wordt de idee van een voltooid leven pas als het wordt gebruikt in de zin van de ontwikkelingspsycholoog Erik H. Erikson. The Life Cycle Completed staat bij hem voor een levensloop waarin je alle fasen (Erikson onderscheidt er acht, van prille jeugd tot hoge ouderdom) goed doorloopt en afsluit. In de laatste fase moet je, om te voorkomen dat je wanhopig eindigt, ze allemaal hernemen en tot een geheel integreren. Het gaat om coherentie in je levensverhaal. Als het rond is mag en kun je gaan. Je leven is voltooid. Erikson vertaalt daarmee het romantische Bildungsideaal in psychologische termen: de levensloop als een harmonisch kunstwerk. Feministische filosofen hebben later in Erikson’s ontwikkelingsideaal de geslaagde blanke carrièreman uit de middenklasse herkend, de burger die het gemaakt heeft en voldaan terugkijkt op zijn leven. Het ideaal van het voltooide leven in de euthanasiediscussie lijkt ook nog sterk gestempeld door de gepensioneerde hoogopgeleide man, die terugkijkt op een werkzaam leven waarin hij altijd de regie had. Een leven als een carrière waaraan de hoge ouderdom niets meer kan toevoegen, maar alleen nog maar afbreuk kan doen.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw doordringt het romantische ideaal van de groeiende en bloeiende mens een hele generatie babyboomers. Het maakt zich breed in de cultuur als zelfontplooiing bij de babyboomers. Het zelfontplooiingsideaal is een derde impuls voor het spreken over een voltooid leven. Elk individu is een zelf, dat ontdekt en ontwikkeld moet worden. Je moet daarvoor wel aan jezelf blijven werken. De zelfontplooiers van weleer zijn inmiddels oud geworden zijn, en werken nu aan hun zelfvoltooiing. Ze halen nog het laatste uit zichzelf, wat er in zit. Maar als dat op is, is het over.
We zouden kunnen denken dat als deze generatie is uitgestorven, het ideaal van een voltooid leven ook verleden tijd is. Maar inmiddels put de idee dat je je leven hebt te voltooien ook uit andere bron. De softe romantiek van de jaren zestig heeft plaats gemaakt voor een harde ondernemersmentaliteit. Michel Foucault beschreef hoe het neoliberalisme burgers vandaag tot projectontwikkelaars van hun eigen leven maakt. Vroeger moest je kapitaal hebben, nu moet je het zijn. Elk individu is zijn eigen onderneming, met zijn talenten en CV als kapitaal. De levensloop wordt een project, dat kan mislukken en slagen. Vroeger ging je het maken, nu moet je iets van jezelf maken. De levensloop wordt voorwerp van rationele planning, waarin je doelen stelt die je wilt halen. Was het oude Bildungsideaal iets voor een kleine elite dat in het zelfontplooiingsideaal van de jaren zestig werd gedemocratiseerd door de babyboomer, nu, in het globale kapitalisme, moet iedereen een ondernemende burger zijn die projectmatig denkt over zijn leven.
Ik meen dat de voltooid leven-gedachte ondenkbaar is zonder deze wijdvertakte wortels in het neoliberale idee van het leven als project, het jaren zestigideaal van de zelfontplooiing en de carrières van 20e eeuwse burgermannen. Drie dieptelagen in de westerse cultuur, die elkaar versterken in het ideaal van de zelfvoltooiing.
Zelfvoltooiing? Het is één van de laatste illusies die de hoogbejaarde Duitse filosoof Odo Marquard (geboren in 1928, hij overleed op 9 mei 2015), meester van de scepsis, wilde ontmaskeren. Op zijn 85e brengt hij zijn dagen het liefst slapend door, maar grijpt af en toe nog de pen. ‘Mijn leven zal een fragment blijven. Het zal noch aan deze, noch aan gene zijde van de dood worden voltooid. Ik ben niet bezig het te voltooien, maar het is eenvoudig binnenkort aan zijn eind gekomen, niet bij zijn doel’. Sterven is de onderbreking, de afbreking van onze levensreis. We komen niet thuis in de dood. De dood is stoorzender en onderbreker. Hij is sterker dan al onze menselijke teleologieën. De idee van een voltooid leven is een “Vollendungsillusion”. In de Christelijke cultuur was het God die de geschiedenis zou voltooien, in de Verlichting werd het de mensheid zelf die dat zou doen. Nu onze cultuur is geseculariseerd en de geschiedenisfilosofie van Hegel en Marx heeft afgedaan, creëert de neoliberale cultuur toch nog weer een illusie: we voltooien nu onszelf als individu, door ons eigen levensproject te plannen, te realiseren en af te maken. Voltooid leven is onze nieuwe, seculiere eschatologie.
Waar is Marquard zo al mee bezig, behalve met slapen en eten? Zijn hoge ouderdom wordt door een permanent ‘gebrek aan intellectuele eetlust’ gekenmerkt, maar hij heeft er helemaal geen last van. Hij kijkt nu graag naar vogels. En dan zijn er nog ‘een paar kleinigheden, waar ik plezier aan beleef. De kleinkinderen die komen, en mijn familie. Ja, die moeten ook komen, maar niet te vaak.’
Het achterlaten van de idee van zelfvoltooiing heeft blijkbaar een bijkomend, weldadig effect. Je hoeft van je oude dag niet ook nog een project te maken. Dat ontspant. Natuurlijk, je moet als het even kan schoon schip maken, en als er iets scheef gegaan is het rechtzetten. Maar er hoeft niks krampachtig afgemaakt te worden, te worden geharmoniseerd of gladgestreken. Je leven hoeft geen kunstwerk te worden. Zolang je van het licht geniet en het eten je blijft smaken kun je gewoon van de ene in de andere dag leven. Beleven trouwens de meeste hoogbejaarden niet zo ook hun oude dag? Ze leven als de mysticus Meister Eckhart, een leven ‘zonder waarom’.
De filosoof John D. Caputo schreef over het typische van menselijke zelfkennis: ‘We weten niet wie we zijn – en precies dat zijn we.’ Die zin zou ons iets terughoudender kunnen maken in de euthanasiediscussie. Hulp bij levensbeëindiging op grond van een voltooid leven veronderstelt dat de arts of een naaste zich absoluut moet conformeren aan de absolute zelfkennis van de oudere. Dat zijn precies twee claims te veel. Wat zelf is in de zelfkennis, wat voltooid is in voltooid leven, we weten het eigenlijk niet zo goed. Een beetje van dit soort postmoderne ‘onbeslisbaarheid’ zou niet misstaan in het ethische debat over voltooid leven.
-0-
Bronnen:
Odo Marquard, Endlichkeitsphilosophisches. Über das Altern (Reklam 2013). Bij dezelfde uitgever Thomas Rentsch, e.a. Gutes Leben im Alter. Die philosophische Grundlagen (2012). Daarin van Marquard het artikel Theoriefähigkeit des Alters (pp. 207 -2011).
John D. Caputo, idem, More Radical Hermeneutics. On Not Knowing Who We Are (Indiana University Press 2000).