Schuilend voor een fikse bui in het Bourgondische Avallon vluchtte ik een winkel met kunst en curiosa in. De ‘Levenstrap van de man’ en de ‘Levenstrap van de vrouw’ keken me aan, op zijn Frans; twee afbeeldingen in een prachtige lijst uit oma’s tijd. Ze hingen een eeuw geleden in heel Europa in veel huiskamers, maar nu zijn ze zeldzaam. Ik was blij een paar op de kop te kunnen tikken.
Op de levenstrap staat elke tien jaar voor een trede. Een spelend jongetje verandert in een gesettelde man. Dan begint, zo rond zijn zestigste, de neergang.
Op zijn zeventigste komt de wandelstok, tien jaar later is hij een kromme grijsaard. Op zijn negentigste oogt hij als ‘een ruïne’. Op zijn honderdste bidt hij tenslotte: ‘Mon Dieu, heb medelijden met mij!’ De vrouw vindt haar bestemming in het moederschap. Op haar zestigste begint ‘langzaam’ de neergang naar het graf. Omgeven door steeds meer klein- en achterkleinkinderen daalt ze de levenstrap af, tot ook zij op haar honderdste door een engel wordt verlost.
Ik had ze graag in de huiskamer willen hangen, maar mijn levensgezel werd er triest van. Ze hangen nu, een beetje achteraf, in mijn studeerkamer. Waarom zou je op zestigste voortdurend herinnerd willen worden aan de ‘langzame’ weg naar het graf? We willen liever geen confrontatie met aftakeling en verval. Steken wij onze kop nu in het zand? Nee, ik denk dat we anders zijn gaan denken over de levensloop. Onze grootouders dachten in termen van opgaan, blinken en verzinken. Wij houden het op: opgaan, pieken en blijven pieken. De levensloop is voor babyboomers een traject van zelfverwerkelijking. Daar zijn we op ons zestigste nog lang niet klaar mee. Integendeel, soms begint echte zelfontplooiing pas dan, als we eindelijk wat tijd, geld en gelegenheid ervoor hebben. En dat houden we daarna zo lang mogelijk vol. We willen het liefst oud worden, zonder het te zijn, om met de titel van Rudi Westendorps bestseller te spreken. En als we echt moeten gaan aftakelen, dan liefst heel snel. Sommigen willen ook dat niet eens meemaken en nemen zelf de regie over hun levenseinde. Want pieken en blijven pieken, dat is het motto. Ik kijk nog eens naar de levenstrappen. Om triest van te worden? Onze grootouders waren wellicht te somber over hun oude dag: je kunt ook groeien en bloeien na je zestigste. Maar zijn wij van de weeromstuit niet dwangmatig optimistisch? Wij maken van de ouderdom koste wat kost een tweede jeugd.
Bron: Perspectief PCOB