Tags
Eindelijk toch gelukt om een beetje stoïcijn te worden, dacht ik bij mezelf. Ik had er na een lange werkdag ruim vier uur over gedaan om vanuit Amsterdam-Zuid thuis te komen, en was toch goed gemutst en sereen gebleven. Shit happens, nietwaar. Het voelde als een persoonlijke triomf dat ik ondanks het omreizen, de overvolle treinen, de paniek op perrons en de streep door mijn vrije avond mijn kalmte had weten te bewaren. Ik had me niet door mijn irritatie of teleurstelling laten leiden, maar me in het onvermijdelijke geschikt. Een geslaagde vingeroefening in emotiemanagement, met dank aan de NS.
De Griekse Stoa is mijn favoriete filosofenschool. Maak je alleen druk om wat je veranderen kunt, en aanvaard het onvermijdelijke, leerden ze. Geef je over aan dat waar geen ontkomen aan is. Wees stoïsch.
Zal ik voor die test ook slagen als de ramp groter is? Lijdzaam bij de tandarts zitten, een medisch onderzoek of operatie ondergaan – het lukt me inmiddels aardig. Maar wat als ik straks de diagnose kanker krijg, mijn lief moet verliezen, het noodlot mijn kinderen treft? Ik weet het niet.
In dezelfde weken was ik bezig een boekje (‘Licht en zwaar’) over Simone Weil (1909 – 1943) te schrijven, de filosofe die vond dat je het niet alleen moet ondergaan, maar dat je het ook moet kunnen liefhebben. Ik had behoorlijk onder haar invloed met de trein gereisd. Amor fati, heb het lot lief. Simone Weil was er een meester in. Niet alleen haar eigen noodlot onderging ze met overgave (ze stierf aan tuberculose op haar 34e), maar ze wilde ook dat van anderen delen. Ze was geen masochist, maar een mystica. Ze was ervan overtuigd dat God op een of andere manier ook in het Lot aanwezig is. Het lot kan je goedgezind zijn, maar ook verpletteren. Hoe dan ook, deze wereld is een grote liefdesbrief van God, soms in warm rood geschreven, dan weer met zwarte inkt. De kleur van de letters kan verschillen, maar de goddelijke boodschap die ze schrijven is ondertussen steeds dezelfde: ‘Ik bemin je!’
Ik bewonder Simone Weil. Maar ik weet niet of ik dit wel kan: het lot liefhebben, zelfs als het mij verplettert. Ik geloof niet dat ik voor zulk spiritueel heldendom in de wieg gelegd ben.
Sterker nog, ik weet ook niet of ik het wel wil. Shit happens – dat is toch ook: de holocaust, IS, de kanker, MH17? Daarin iets van goddelijke liefde willen ontdekken is pervers.