Tags
Frits de Lange
In de politieke filosofie wordt William E. Connolly beschouwd als de grootste denker na John Rawls, Jürgen Habermas en Michel Foucault. Bij het grote publiek is hij nog een onbekende. In zijn werk laat Connolly overtuigend zien dat politiek eerder door de onderbuik dan door rationele argumentaties wordt gedreven. Hij verklaart waarom we eeuwenlang blind zijn geweest voor onze verwevenheid met de natuur. En hij wijst een smalle, maar begaanbare weg uit de klimaatcrisis. Gelukkig is er nu een boek over hem.
Een blinde vlek
Tot eind jaren negentig stond Bill Connolly, zoon van een fabrieksarbeider uit Michigan (1938), alleen bekend als lid van een collectief strijdbare politiek filosofen, critici van het ongebreidelde geloof in de vrije markt. Scherp analyseerde hij de neoliberale ideologie en de desastreuze gevolgen van het kapitalisme voor de Amerikaanse onderklasse en de roofbouw op wat toen nog ‘het milieu’ genoemd werd. Hij vond pas een eigen stem toen hij moeite kreeg met die term. Milieu, environment – letterlijk is het je ‘omgeving’ waar je middenin zit. Het milieu kan je ondersteunen en je hinderen. Maar de natuur is toch meer dan alleen grondstof voor menselijke exploitatie of decor voor het menselijke theater? Ze lijdt, ze kan sterven, en kan ook terugslaan als ze getergd wordt. Is er dan eerst een klimaatcrisis nodig voor het besef dat zij een eigen stem heeft en een eigen handelingsvermogen? Connolly raakte doordrongen van het feit dat niet alleen de mens actor is, maar dat ook dieren en planten, bacteriën en virussen, rivieren, oceanen en aardlagen een zelf-organiserend vermogen bezitten, elk met een eigen dynamiek die maakt dat ze soms onderling heftig botsen.
Lees verder »