Tags
Uit het Vooraf:
Nog nooit eerder werkten zoveel mensen in de zorg. Driekwart van de banengroei in het afgelopen decennium is toe te schrijven aan deze sector, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek medio 2011. Crisis of geen crisis, de afgelopen tien jaar steeg de werkgelegenheid er met 38 procent. Een kwart van alle vrouwen werkt, al dan niet parttime, in de zorg. De zorg is, op de handel na, de grootste werkgever met 1,4 miljoen banen. Er werken meer mensen dan in de industrie of in de publieke sector.
‘Zorg’ is een containerwoord en omvat een breed scala van beroepen en werkvelden in gezondheidszorg, welzijnswerk en educatie. Ik versta het woord hier breed: ieder die professioneel bezig is het leven van anderen (weer) op de rails te krijgen, is te beschouwen als zorgwerker. Van cure tot care, van intensieve klinische verpleging tot verstandelijk gehandicaptenzorg, van jeugdzorg en GGZ tot geriatrie, van thuiszorg, buurt- en opbouwwerk, verslaafdenzorg tot begeleiding van zorgleerlingen in het onderwijs en geestelijke verzorging in zorginstellingen, leger of justitie – het zijn stuk voor stuk domeinen van zorg. Ook het pastoraat van predikanten en pastores in dienst van kerken en geloofsgemeenschappen is als zodanig te beschouwen.
Dit boek neemt het op voor de zorg. Niet door te lobbyen voor de zorg als bedrijfstak of groeisector voor werkgelegenheid, maar door tot de kern door te dringen waar zorg aan ontspringt: het basale feit dat ons leven – voor een deel of helemaal – in andermans handen ligt. Samenleven is gebaseerd op het vertrouwen dat anderen mij niet laten vallen. Gebeurt dat wel, dan – en dan pas – ben ik verloren. We worden losers, als we niet op elkaar kunnen rekenen.
Het boek gaat na wat dit gegeven betekent voor de zorgbetrekking. De zorg is een complexe wereld en werken in de zorg is een ingewikkeld vak. Ik zal de verschillende lagen in de zorgbetrekking proberen uiteen te leggen. Maar al is professionele zorg een vak, het is geen vak apart: het zorgmetier is geënt op en leeft van het stilzwijgende beroep dat de ene mens op de ander doet om zijn vertrouwen niet te beschamen. De ethiek waarvan de zorgprofessional leeft is zo bezien eigenlijk een heel eenvoudige: zorg is de voortzetting van ouderwetse naastenliefde met modern georganiseerde middelen.
Wordt dit dan het zoveelste betoog tégen individualisme en vóór gemeenschapsdenken, tégen autonomie en vóór solidariteit? De zorgethiek als communitaristische cultuurkritiek? Neen, dit essay is een pleidooi voor zorg voor autonomie. Autonomie staat dan, kortweg gezegd, voor het vermogen van mensen om aan hun uniciteit vorm te geven. Dat kunnen ze niet alleen, daarvoor hebben ze anderen nodig.
Van die simpele waarheid wil een neoliberale visie op de samenleving maar moeilijk doordrongen raken. Zij verstaat autonomie vooral als onafhankelijkheid en zelfredzaamheid. Maar hoe belangrijk het ook is om voor eigen rekening te leven, het is een misverstand dat iemand daarbij zichzelf kan redden. Om onze uniciteit te verwerkelijken, zijn we op de zorg van anderen aangewezen. Autonomie eindigt dus ook niet waar zorg begint, beweer ik, maar zorg is een voorwaarde voor autonomie en autonomie is het intrinsieke doel van de zorg.
Niemand is ervoor bestemd loser te blijven, ook al is hij het voor zijn eigen gevoel geworden. Dat is het ideaal waarvan een zorgprofessional werk maakt. Voor die professionals – en voor ieder die met hen te doen en van doen heeft – is dit boek ook geschreven. Het wil hen een hart onder de riem steken door ethisch orde te scheppen in de complexiteit van de zorgbetrekking. Een eerste doel van dit boek is dan ook een verheldering van wat zorg is.
Een tweede, niet minder belangrijk, doel is om – opnieuw, als het nodig is – oog te krijgen voor het vreugdevolle in de zorg. Zorg is doorgaans een hoofdpijndossier, waar mensen aan opbranden. Er moet bezuinigd worden, er heersen misstanden en het management faalt – er klinkt een eeuwige litanie in de media over tekorten en tekortschieten, altijd te weinig en nooit goed of goed genoeg.
Het wordt tijd voor een minder tobberige toon. Niet dat werken in de zorg altijd even ‘leuk’ is, zoals wervingsadvertenties van zorgopleidingen en –instellingen soms willen doen geloven. ‘Leuk’ is het woord niet. Voldoening is misschien beter. Zorg die lukt, geeft voldoening en neemt een zorgverlener mee in een flow. Wie over de zorgpraktijk praat, moet beginnen met dát te zeggen. Als mededogen de motor is die de zorg voortdrijft, dan is voldoening en vreugde de brandstof die haar gaande houdt. Goede zorg gaat vanzelf, zal ik –me bewust van de overdrijving – beweren.
Zorgethiek behelst vaak een moeizame confrontatie met het ethisch tekort. Wie werkt in de zorg doet altijd te weinig voor de ander. Naastenliefde is een gebod dat ons overvraagt, weldoen een principe waaraan alleen een heilige of held lijkt te kunnen voldoen. Dat mag waar zijn: de zorgpraktijk stuit op en overschrijdt morele grenzen, constateer ik in het laatste hoofdstuk. Maar voor er over grenzen gesproken wordt, moet naar mijn idee de vanzelfsprekendheid van het goede in een zorgrelatie worden benadrukt. De flow of goodness gaat aan het morele tekort vooraf.
Daarmee overheerst in dit boek een optimistische grondtoon. Zorg is de sector van de hoop. Mensen die elders worden afgeschreven of die zelf vinden dat het met hen gedaan is, worden er weer opgericht en voor vol aangezien. Maar wie dag in dag uit in de zorgsector werkt, kan de moed wel eens in de schoenen zakken. Dit boek wil beroepsbeoefenaars in de zorg, die voortdurend op de grenzen van hun vak en van hun mogelijkheden stuiten, een ethische steun in de rug bieden.
Bestellen? Klik hier.
Een interview over het boek met Zorgethiek.nu.