Dr Els van Wijngaarden promoveerde afgelopen november op een spraakmakend onderzoek aan de UvH. Zij deed onderzoek naar ‘voltooid leven’ en interviewde 25 mensen met een actieve doodswens. Op het symposium naderhand mocht ik mijn indrukken weergeven. Het viel mij op dat de geïnterviewden het eigenlijk niet over de dood hebben, maar over het leven. Het leven, dat nu ze boven de zeventig zijn niet meer aan kunnen of willen. Liever dood, dan zo verder leven. Hun doodswens is geen doodsverlangen. Er is geen sprake van dat deze mensen hun leven hebben afgerond als een voltooid kunstwerk of een geklaarde klus. Ze hebben gewoon een rotleven.
Geen woord komt vaker voor in Van Wijngaarden’s proefschrift dan ambivalentie en ambiguïteit. Deze mensen willen/ willen niet dood, kunnen/kunnen niet, willen/willen niet zo verder leven. De ouderdom ervaren zij als een grote verlieservaring. Ze hebben niemand meer, ze stellen niks meer voor, hun lijf geeft het op, ze willen niet afhankelijk zijn en niemand tot last. Achter hun doodswens zit een treurige, troebele mix van al die factoren. Wat is voltooid leven? We weten het niet. Dat niet-weten maakt een wet die op die gedachte is gebaseerd ook onuitvoerbaar.
Het ligt dan ook voor de hand je eerst af te vragen of aan die doodswens maatschappelijk iets te doen valt. Als je ‘ik wil dood’ niet als doodsverlangen maar als wanhoopschreeuw verstaat, dan leid je geen stervenshulpverleners op maar eenzaamheidsbestrijders en vormingswerkers voor hoogbejaarde levenskunst. In een samenleving waarin inmiddels bijna een kwart van de bevolking ouder is dan 65, waarvan de helft, 2 miljoen, 80-plussers (CBS) wordt het paard achter de wagen gespannen als we niet alles inzetten op de ouderdom als levensfase met een intrinsieke zin en betekenis, en het publieke debat laten domineren door de wens van een kleine groep pro-actieve burgers die hun eigen sterven willen regisseren. De ‘narrative of decline’ over de ouderdom is een sluipmoordenaar, ook voor mensen zonder doodswens.
Dat neemt niet weg dat mensen in de hoge ouderdom de dood kunnen verkiezen boven een-leven-dat-geen-leven-meer-is. Op zijn beurt is dat vaak ook weer een ambivalente keuze-die-geen-keuze-is. Een tragische vlucht naar voren en geen rationale balans suïcide. Ik ben het met Van Wijngaarden eens dat we moeten waken voor een ‘dictatuur van de zingeving’. Zingeving is als het boterkuipje of de tandpastatube: er valt voor wie goed schraapt en perst veel meer en langer iets uit te halen dan je denkt. Maar soms is het doosje met zin echt tot op de bodem leeg. Wie dan de dood verkiest, verdient begrip en compassie. De bestaande euthanasiewetgeving biedt daarvoor wellicht meer ruimte dan we denken.