Wat is jouw absolute leeftijd? Harry Mulisch – zelf voor eeuwig zeventien – kwam op het idee in de jaren zestig. „Ik bedacht me dat iedereen een ‘absolute leeftijd’ moest bezitten, die nooit veranderde. Een leeftijd die eerder wordt bepaald door emotie en karakter. Zo was het voor mij onmiddellijk duidelijk dat Jan Hein Donner, mijn boezemvriend, de absolute leeftijd van twee jaar had.” Cees Nooteboom werd in De Herenclub, de groep vrienden met wie Mulisch decennialang op maandagavond dineerde, juist op twee en zeventig geschat. Henk Hofland hield het voor zichzelf op twaalf. Kees van Kooten heb ik horen zeggen dat zijn absolute leeftijd acht was – hij kon zich moeiteloos verplaatsen in de wereld van zijn achtjarige kleinzoon. En toneelregisseur Johan Simon had het in Zomergasten over de jong overleden acteur Jeroen Willemse als iemand die met een ‘oude ziel’ geboren was.
Absolute leeftijd – literaire fictie of wetenschap? Bij mijn weten is Mulisch de enige gebleven met zijn theorie. Maar het blijft een mooi gezelschapsspel voor lange treinreizen. “Jan Terlouw?” “35”. “Mark Rutte?” “22”. “Willem-Alexander” “24”, “Hedy ‘d Ancona?”, “38”, “Piet Hein Donner?” “70”.
Het valt op dat één levensperiode er bij het bepalen van de absolute leeftijd vaak uit springt: de late puberteit. Daar zijn psychologisch gezien goede redenen voor. Je legt je in die periode gaandeweg vast op de persoon die je de rest van je leven wil zijn. ‘Het is een leeftijd waarop je denkt dat je alles kan. Je hebt je eigen wetten nog niet vastgesteld’, zegt Mulisch. De jonge Mulisch had zijn kamer in Haarlem ingericht als laboratorium en was ervan overtuigd dat hij voor de ontsluiering van het wereldraadsel ooit de Nobelprijs zou krijgen.
De absolute leeftijd valt meestal dus nogal jeugdig uit. Maar hoe zit het dan met de ‘oude ziel’ van Jeroen Willemse, de absolute leeftijd van 72 van Cees Nooteboom? Misschien, zo vermoed ik, hebben absolute ouderen in hun late adolescentie voor een ideaal ik gekozen dat meer jaren nodig heeft om zich te realiseren. ‘Absolute ouderen’ gaat het niet om briljantie, maar om bezonken wijsheid of doorleefde tragiek. Wie King Lear wil spelen of in reisverhalen de klassieke cultuur van het oude Europa wil doen herleven, heeft nu eenmaal aan een adolescent niet genoeg. Je hebt dan een absoluut ik nodig van rijpere leeftijd.
Ik zelf heb me altijd als een twintiger gezien, ook nu ik in de zestig loop. Maar dat komt ook omdat de hoogleraar bij wie ik promoveerde toen ik dertig werd mij malicieus feliciteerde met: ‘Vanaf nu neemt iedereen je serieus.’
(Gerôn. Tijdschrift over ouder worden & samenleving, juni 2018, #2, jaargang 20, p.42)